Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juni 2022 op het hoger beroep van:
V.O.F. [naam 1] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellante stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank haar beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Appellante voert aan dat sprake is van rechtsongelijkheid, omdat bij de verkoop van alcohol aan minderjarigen – anders dan bij de verkoop bij tabak – eerst een waarschuwing wordt gegeven. De rechtbank motiveert het verschil door aan te geven dat sprake is van twee verschillende toezichthouders en door aan te geven dat het de rechtbank aannemelijk voorkomt dat het verschil wellicht mede is gelegen in de mate waarin ̶ en de snelheid waarmee ̶ jongeren verslaafd raken aan tabak, respectievelijk alcohol en mogelijk ook het verschil in (al dan niet blijvende) schade door die producten. Dit is een vrijblijvende aanname van de rechtbank, die geheel niet wetenschappelijk onderbouwd is. Ook voert appellante aan dat de boete ter hoogte van € 1.360,- onevenredig hoog is. Appellante wijst in dit verband op de hoogte van de boete in relatie tot de beperkte winstmarge op tabaksproducten en de hoogte van de boete in relatie tot de hoogte van de boete voor overtreding van het coronabeleid, die slechts € 90,- is.