ECLI:NL:CBB:2022:328
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag extra betaling jonge landbouwers op basis van blokkerende zeggenschap
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor extra betaling voor jonge landbouwers, die was ingediend door appellante voor het jaar 2019. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, omdat de door appellante opgegeven jonge landbouwer op de peildatum niet beschikte over de vereiste blokkerende zeggenschap.
De appellante, een besloten vennootschap, stelde dat de jonge landbouwer wel degelijk blokkerende zeggenschap had, onder andere door een besluit van de aandeelhoudersvergadering. Het College oordeelde echter dat de beoordeling van blokkerende zeggenschap dient te gebeuren op basis van de registratie in het handelsregister en dat de juistheid daarvan moet worden aangetoond met de statuten van de rechtspersoon. Aangezien uit de statuten niet bleek dat de jonge landbouwer op de peildatum over blokkerende zeggenschap beschikte, werd de afwijzing van de aanvraag door de minister terecht geacht.
Het College concludeerde dat de jonge landbouwer niet voldeed aan de eisen voor de extra betaling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de statuten in de beoordeling van blokkerende zeggenschap binnen besloten vennootschappen, en dat notulen niet als bewijs kunnen dienen.