ECLI:NL:CBB:2022:449

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
21/1390
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake subsidie aanvraag COVID-19

In deze zaak heeft appellante, een onderneming, beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarin haar aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 werd afgewezen. Het primaire besluit werd genomen op 10 mei 2021, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 17 september 2021. Appellante heeft haar beroepschrift op 2 december 2021 ingediend, wat na de beroepstermijn van zes weken was. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. Appellante voerde aan dat zij pas op 26 oktober 2021 via een e-mailnotificatie op de hoogte was gesteld van het bestreden besluit, maar het College oordeelde dat deze notificatie betrekking had op een andere procedure en dat appellante geen andere redenen had aangevoerd voor de te late indiening. Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, met mr. drs. L. van Loon als griffier, en vond plaats op 26 juli 2022.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1390

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q1 2021 afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft bij schrijven van 25 november 2021, ter griffie ontvangen op 2 december 2021, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Namens appellante is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van de artikelen 6:8, eerste lid, en 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop een besluit op de voorgeschreven manier is bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn van zes weken is ontvangen of indien het voor het einde van die termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na het einde van de termijn is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan op grond van artikel 6:11 van de Awb achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar.
2. Appellante betwist niet dat verweerder het bestreden besluit, door toezending per post, op de voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt. Het College wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van appellante is om tijdig beroep in te stellen. Uit de rechtsmiddelenclausule bij het bestreden besluit blijkt duidelijk op welke wijze (per post of digitaal) en binnen welke termijn (zes weken na verzending van het bestreden besluit) een beroepschrift bij het College kan worden ingediend. Het College stelt vast dat de laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend 29 oktober 2021 was. Het door appellante ingediende beroepschrift is niet voor het einde van de beroepstermijn door het College ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Het College zal beoordelen of wat appellante heeft aangevoerd, leidt tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest.
3. Appellante voert aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij op 26 oktober 2021 door middel van een e-mailnotificatie op de hoogte is gesteld van het bestreden besluit. Op de datum van het bestreden besluit, 17 september 2021, heeft appellante geen e-mailnotificatie ontvangen. Nadat appellante op de hoogte was van het bestreden besluit, heeft zij binnen zes weken haar beroepschrift ingediend. Appellante verzoekt het College daarom over te gaan tot een inhoudelijke behandeling van haar beroep.
4. In de door appellante aangevoerde omstandigheden ziet het College geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het bezwaarproces gedeeltelijk digitaal plaatsvindt. De beslissing op bezwaar wordt echter door verweerder altijd per post verzonden en daarover wordt geen e-mailnotificatie verstuurd. Door verweerder is verder toegelicht dat de e-mailnotificatie van 26 oktober 2021 ziet op een andere procedure, namelijk de procedure van een andere onderneming van appellante. Appellante heeft dit standpunt niet betwist. Met uitzondering van de verwijzing naar de e-mailnotificatie van 26 oktober 2021, heeft appellante geen redenen aangevoerd voor de te late indiening van het beroepschrift. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding aangenomen. Daarvan is hier naar het oordeel van het College geen sprake.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het College zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat het College niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. drs. L. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. L. van Loon