In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake het fosfaatrecht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De appellante had eerder een verzoek om herziening ingediend, maar het College oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening. De minister had het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op basis van de Meststoffenwet, en eerdere besluiten waren reeds in eerdere procedures aan de orde geweest. De appellante voerde aan dat het bestreden besluit door een senior jurist was genomen, terwijl volgens haar alleen teamleiders bevoegd waren om beslissingen te nemen. Het College oordeelde echter dat de senior jurist bevoegd was en dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen omdat er geen onrechtmatig besluit aan ten grondslag lag. De cumulatieve vereisten voor schadevergoeding uit het Burgerlijk Wetboek waren niet vervuld, waardoor het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor appellante om nieuwe feiten aan te voeren om een herzieningsverzoek te onderbouwen.