Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak tussen
[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] te [woonplaats] , appellant,
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3.6 Door middel van verzending van het ‘Formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen/Ingebrekestelling’ heeft appellant verweerder op 6 juli 2021 in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.Hierbij stelt appellant dat als verweerder niet binnen twee weken alsnog een beslissing neemt, hij een dwangsom verschuldigd is.
Wat betreft het e-mailbericht van 9 april 2021 van appellant aan verweerder, stelt het College het volgende vast. Naar aanleiding van de op 15 februari 2021 ingediende subsidieaanvraag, heeft verweerder appellant op 22 maart 2021 (via mijn.rvo) verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken. Op 29 maart 2021 heeft verweerder hiervoor (via mijn.rvo) een herinnering aan appellant verzonden en daarbij aangegeven dat de reactietermijn eindigde op 5 april 2021. Dat appellant, zoals hij stelt, niet kon inloggen op mijn.rvo moet voor rekening van appellant blijven, nu niet is gesteld of gebleken dat dat niet mogelijk was door een aan verweerder te wijten omstandigheid. Daarom blijft ook voor rekening van appellant dat het e-mailbericht niet door verweerder is betrokken bij het primaire besluit, omdat het na afloop van de reactietermijn is verzonden. Daar komt nog bij dat het bericht geen aanvullende gegevens bevat, maar slechts de vraag naar de reden voor de opvraag van aanvullende informatie. De reden daarvoor is in de berichten van verweerder aangegeven en daarvan was appellant ten tijde van het opstellen van de e-mail van 9 april 2021, zoals blijkt uit de tekst van die e-mail, op de hoogte.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.