ECLI:NL:CBB:2022:767

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
22/2209
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake quarantaine hond na terugkeer uit Suriname

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, de eigenaresse van een hond, had haar huisdier meegenomen op vakantie naar Suriname en vroeg de rechter om de quarantaine van haar hond, die na terugkeer in Nederland was opgelegd, te schorsen zodat zij de hond thuis kon houden. De hond was op 5 september 2022 aangekomen in Nederland en was op 10 oktober 2022 onderworpen aan een quarantaine vanwege het risico op rabiës. Verzoekster stelde dat haar hond was gevaccineerd tegen rabiës en dat de quarantaine op een externe locatie in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de situatie van verzoekster niet vergelijkbaar was met die van Oekraïense vluchtelingen, die tijdelijk gebruik konden maken van uitzonderingen op de regelgeving. De voorzieningenrechter concludeerde dat de hond een gevaar vormde voor de insleep van rabiës in Nederland en dat de minister bevoegd was om de quarantaine op te leggen. Het verzoek om thuisquarantaine werd afgewezen, omdat verzoekster niet over de benodigde voorzieningen beschikte en er geen andere omstandigheden waren die de quarantaine onevenredig maakten. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en de hond blijft op de aangewezen quarantaine locatie. De minister zal contact opnemen met verzoekster over de duur van de quarantaine na de volgende titerbepaling.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2209

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 november 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , verzoekster,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

De hond van verzoekster is na aankomst uit Suriname op 5 september 2022 meegenomen om het dier onder officieel toezicht af te zonderen
(quarantaine) op een (externe) opvanglocatie. Dit in verband met het risico op insleep van rabiës in Nederland. Bij het primaire besluit van 10 oktober 2022 is dit besluit op schrift gesteld.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd het primaire besluit te schorsen, zodat zij de hond (in thuisquarantaine) bij haar thuis kan houden.
Het verzoek is in eerste instantie op 12 oktober jl. ingediend bij de rechtbank Noord Holland (Haarlem). Deze heeft het op 25 oktober doorgezonden naar het College.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter neemt voldoende spoedeisend belang aan, nu verzoekster met haar verzoek wil bereiken dat haar hond tijdens quarantaine bij haar thuis kan verblijven.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de quarantaine op een externe locatie in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien haar hond vóór vertrek naar Suriname is gevaccineerd tegen rabiës en zijn titerbepaling bijna goed is (0,4 IE). Bovendien is een minder ingrijpende maatregel mogelijk in de vorm van thuisquarantaine. Daarnaast heeft verzoekster er op gewezen dat Oekraiense vluchtelingen hun (ongevaccineerde) honden (wel) mogen invoeren.
Verzoekster is eigenaresse van de hond. De hond is, met het oog op de reis naar Suriname, op 23 mei 2022 gevaccineerd tegen rabiës. Verzoekster heeft de hond van 19 juli 2022 tot 4 september 2022 zonder voorafgaande titerbepaling op rabiës-antilichamen meegenomen naar Suriname. Bij terugkeer in Nederland bleek de titerbepaling 0,4 IE (waar 0,5 IE vereist is) en daaruit valt af te leiden dat de vaccinatie op 23 mei 2022 onvoldoende is aangeslagen. Medio oktober 2022 heeft daarom een nieuwe vaccinatie plaats gevonden en het resultaat daarvan valt af te meten aan een nieuwe titerbepaling die (na de daarvoor benodigde wachttijd) halverwege november 2022 kan plaats vinden. Tussen partijen is niet in geschil dat het risico op rabiës (hondsdolheid) in Suriname hoog is, aangezien rabiës daar nog steeds voorkomt bij mens en dier. De hond vormt daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter een gevaar voor de insleep en verspreiding van rabiës in Nederland. Artikel 35, eerste lid, onder b, van de Verordening EU nr. 576/2013 geeft de minister in dat geval de bevoegdheid tot de hier toegepaste quarantaine.
Voor het juridisch kader en de voorwaarden waaronder een thuisquarantaine mogelijk is, sluit de voorzieningenrechter aan bij de uitspraak van 16 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:317).
Verzoekster beschikt op haar woonadres niet over de voorzieningen die nodig zijn om een effectieve thuisquarantaine mogelijk te maken, nu zij niet in een buitengebied woont maar in een rijtjeshuis binnen de bebouwde kom in [plaats] , waar zij niet over een buitenkennel beschikt. Van andere omstandigheden die de quarantaine in dit geval onevenredig maken, is niet gebleken. Dat verzoekster haar hond, sinds deze - op haar verzoek - is overgeplaatst van [naam 2] (waar bezoek mogelijk is) naar een andere locatie, niet meer heeft kunnen zien en niet weet waar hij verblijft, is daartoe onvoldoende.
De situatie van door Oekraïense vluchtelingen op hun vlucht meegenomen eigen huisdieren is niet vergelijkbaar met die van verzoekster. Artikel 32 van Verordening (EU) 576/2013 biedt de mogelijkheid om voor niet-commerciële import van gezelschapsdieren met eigenaar een uitzondering op de Europese regelgeving te maken. Nederland heeft ervoor gekozen voor Oekraiense vluchtelingen tijdelijk gebruik te maken van deze uitzonderingsbepaling. Voor deze versoepeling is gekozen omdat vanwege het oorlogsgeweld in Oekraine vele vluchtelingen op stel en sprong het land hebben moeten verlaten en van hen – om humanitaire redenen - niet kan worden gevergd hun huisdieren in het oorlogsgebied achter te laten. De hond van verzoekster is niet als huisdier of gezelschapsdier met een vluchteling naar Nederland gereisd, maar met haar meegereisd op een vakantie in Suriname.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening af. De hond blijft dus op de door de minister voor de quarantaine aangewezen plaats. De minister hoeft thuisquarantaine niet toe te staan.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister toegezegd om een dierenarts te raadplegen over de vraag hoe lang de quarantaine nog moet duren als de volgende titerbepaling voldoende blijkt te zijn en daarover na 7 november 2022 contact op te nemen met verzoekster.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022.
R.C. Stam H.G. Egter van Wissekerke
Afschrift verzonden aan partijen op: