ECLI:NL:CBB:2023:178

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
22/634
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van basis- en vergroeningsbetalingen GLB door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft de maatschap [naam 1] en [naam 2] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2020 is herberekend en verlaagd. De minister heeft na controle vastgesteld dat twee percelen met Japanse haver niet als ecologisch aandachtsgebied konden worden aangemerkt, omdat niet voldaan was aan de voorwaarde van het inzaaien van een combinatie van twee soorten vanggewassen. De maatschap stelde dat zij het juiste zaaizaad had gebruikt en dat de minister ten onrechte de percelen niet als ecologisch aandachtsgebied had aangemerkt. De minister had echter terecht vastgesteld dat de maatschap niet voldeed aan de vergroeningseis, aangezien alleen Japanse haver was gezaaid en niet aan de voorwaarden voor een mengsel van vanggewassen was voldaan. De minister heeft de verlaagde uitbetaling en terugvordering van onverschuldigde betalingen gerechtvaardigd op basis van de geldende regelgeving. De rechtbank heeft het beroep van de maatschap ongegrond verklaard, waarbij de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de maatschap om te voldoen aan de voorwaarden voor de uitbetaling van de vergroeningsbetaling en de verplichting van de minister om onrechtmatig betaalde subsidies terug te vorderen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/634

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen

maatschap [naam 1] en [naam 2] , appellante

(gemachtigde: J. Grezel)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. J. van Horsen, mr. M.M.J. Hunting)

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2021 heeft de minister de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling van de maatschap voor het jaar 2020 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling) herberekend, lager vastgesteld en een bedrag aan onverschuldigde betaling teruggevorderd.
Bij besluit van 23 februari 2022 heeft de minister het door de maatschap daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit heeft de maatschap beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 10 maart 2023. Aan de zitting hebben namens de maatschap [naam 1] , en [naam 2] deelgenomen en namens de minister zijn gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. De minister heeft bij besluit van 12 februari 2021 de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling van de maatschap voor 2020 vastgesteld op € 19.282,94. Hij heeft dit bedrag bij besluiten van 9 december 2021 en 23 februari 2022 verlaagd naar € 14.943,00 omdat bij een controle is gebleken dat de maatschap niet voldoet aan de vergroeningseis dat ten minste 5% van haar bouwland als ecologisch aandachtsgebied is ingericht (vergroeningseis). De volgens de maatschap als ecologisch aandachtsgebied aan te merken percelen 5 en 26 voldoen volgens de minister niet aan de voorwaarden daarvoor, omdat ze niet tijdig, want niet op de door de maatschap in de Gecombineerde opgave vermelde inzaaidatum, en niet met een mengsel van ten minste twee soorten vanggewassen zijn ingezaaid. De minister heeft een korting op de vergroeningsbetaling opgelegd en € 4.339,94 teruggevorderd. Hij heeft dat bedrag met de uitbetaling aan de maatschap van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2021 verrekend. De maatschap is het met dit alles niet eens.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
Beroep en beoordeling
3.1.
De maatschap stelt dat de minister bovengenoemde twee percelen die zij met vanggewassen heeft ingericht als ecologisch aandachtsgebied ten onrechte niet als zodanig heeft aangemerkt, waardoor zij niet voldoet aan de vergroeningseis. Zij heeft, anders dan de minister meent, voor het inzaaien van die percelen het juiste zaaizaad gebruikt, te weten gecertificeerde Japanse haver. Zij mocht op grond van de door de leverancier over dat zaaizaad verstrekte informatie ervan uitgaan dat het een mengsel is van vanggewas dat is goedgekeurd voor vergroening. Een deel van dit zaaizaad had zij over uit 2019 en een deel van hetzelfde zaaizaad heeft zij in 2020 gekocht. Zij heeft facturen uit 2019 en 2020 en een etiket uit 2020 overgelegd. Zij had geen reden om verkeerd zaaizaad te gebruiken als daar zoveel sancties aan zitten. Voor zover in bezwaar is gebleken zij een menselijke fout heeft gemaakt had de minister het besluit van 9 december 2021 best kunnen terugdraaien. De maatschap heeft het vergroeningsgewas door overmacht, te weten slechte weersomstandigheden, iets later ingezaaid dan opgegeven en dat gewas heeft langer dan 8 weken op de percelen gestaan. Bovendien mocht zij ervan uitgaan dat het besluit van 12 februari 2021 definitief was.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de van toepassing zijnde regelgeving, waaronder artikel 2.17, eerste lid, en onder d, van de Uitvoeringsregeling, volgt dat de maatschap op de in geding zijnde percelen een combinatie van twee soorten vanggewassen had moeten zaaien om deze te kunnen aanmerken als ecologisch aandachtsgebied. Vergelijk de uitspraak van het College van 26 januari 2021, ECLI:NL:CBB:2021:57. De minister stelt terecht dat de maatschap in 2020 aan die voorwaarde niet heeft voldaan omdat zij toen alleen Japanse haver heeft gezaaid. Dat blijkt uit het overgelegde etiket waarop alleen Japanse haver, Avena Strigosa, en geen andere vanggewassen staan vermeld. De maatschap heeft ook geen andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden van het mengsel van zaaizaad. Dat de maatschap er ten onrechte vanuit ging dat Japanse haver een mengsel was of alleen voldoende was voor een perceel ecologisch aandachtsgebied, komt voor haar rekening en risico. Het is haar eigen verantwoordelijkheid om te voldoen aan de voorwaarden voor de door haar aangevraagde uitbetaling van de betalingsrechten- en vergroeningsbetaling. Zij kan zich met vragen daarover tijdig richten tot RVO. De minister heeft de percelen terecht niet als ecologisch aandachtsgebied aangemerkt omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van het inzaaien van een combinatie van twee soorten vanggewas. Het betoog slaagt niet.
3.3.
De vraag of is voldaan aan de voorwaarde van het tijdig inzaaien van het vanggewas, kan er gelet op 3.2 niet toe leiden dat de percelen alsnog als ecologisch aandachtsgebied moeten worden aangemerkt. Wat partijen daarover hebben aangevoerd behoeft daarom geen bespreking.
3.4.
Uit artikel 54, eerste lid, van Verordening 1306/2013 [1] volgt dat een lidstaat die een onregelmatigheid constateert verplicht is om de onrechtmatig betaalde subsidie terug te vorderen. Uit overweging 3.2 volgt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij het besluit van 12 februari 2021 de vergroeningsbetaling te hoog is vastgesteld waardoor teveel subsidie is betaald. De minister was op grond van voormelde bepaling gehouden de teveel betaalde subsidie terug te vorderen, wat hij heeft gedaan. Het betoog dat de minister daarvan had kunnen afzien slaagt daarom niet.
3.5.
Tot slot was de minister op grond van artikel 28 van de Uitvoeringsverordening (EU) 908/2014 [2] en de artikelen 2.1, tweede lid, en 4.8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling bevoegd om dat wat te veel aan de maatschap was uitbetaald, te verrekenen. Zie ook de uitspraak van het College van 8 december 2020, ECLI:NL:CBB:2020:929.
Slotsom
4. Het beroep is ongegrond.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.
T. Pavićević J.W.E. Pinckaers
BIJLAGE
Verordening (EU) nr. 1306/2013
Artikel 54
Gemeenschappelijke bepalingen
1. De lidstaten vorderen onverschuldigde betalingen die verband houden met onregelmatigheden of nalatigheden, terug van de begunstigde [..]
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014
Artikel 28 Terugvordering door verrekening
Onverminderd andere handhavingsmaatregelen waarin het nationale recht voorziet, verrekenen de lidstaten elke nog openstaande vordering op een begunstigde die overeenkomstig het nationale recht vast is komen te staan, met welke betaling dan ook die het voor de inning van de vordering verantwoordelijke betaalorgaan in de toekomst aan dezelfde begunstigde moet doen.
Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB
Artikel 2.1. Bevoegdheden minister
[..]
2. De minister verstrekt rechtstreekse betalingen inzake de:
a. basisbetalingsregeling overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1307/2013;
[..]
Artikel 4.8. Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen
[..]
4. De minister besluit tot terugvordering overeenkomstig artikel 63, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
[..]
Artikel 2.17. Ecologisch aandachtsgebied
1. Als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 46, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt beschouwd:
[..]
d. areaal, anders dan het areaal waarop artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014 van toepassing is, waarop combinaties van vanggewassen worden geteeld als bedoeld in bijlage 2, onder de voorwaarden die per categorie voor de desbetreffende soorten in deze bijlage zijn vermeld;
[..]
Bijlage 2. bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d
Voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen
[..]
6. Een combinatie van vanggewassen bestaat uit een zadenmengsel van ten minste twee soorten.
[..]
8. De landbouwer bewaart aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaad(mengsel) gedurende 5 jaar in zijn administratie.
[..]
Categorie 1. Combinaties van vanggewassen (algemeen)
[..]
Lijst van vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen kunnen worden geteeld: [..] Japanse haver Avena strigosa

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening (EU) 1306/2013)
2.Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie