ECLI:NL:CBB:2023:282

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
21/1534
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juni 2023, zaaknummer 21/1534, is de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De onderneming, een tapasrestaurant, had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de eis dat zij ingeschreven moest zijn in het handelsregister in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020. De minister verklaarde het bezwaar van de onderneming ongegrond, waarop de onderneming beroep instelde.

Tijdens de zitting op 16 januari 2023, waarbij de onderneming werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, werd het beroep behandeld samen met twee andere beroepen van de onderneming. De minister voerde aan dat de inschrijfdatum van de onderneming, 26 september 2019, niet binnen de vereiste periode viel, en dat de SVL geen ruimte bood voor afwijkingen van deze eis. De onderneming betoogde dat de datum van inschrijving niet het enige relevante aspect was, maar dat ook het moment waarop zij zonder juridische belemmeringen kon starten van belang was. De onderneming verwees naar eerdere uitspraken van het College ter ondersteuning van haar standpunt.

Het College oordeelde dat de minister de subsidieaanvraag terecht had afgewezen, omdat de inschrijfdatum niet voldeed aan de voorwaarden van de SVL. Het College benadrukte dat de SVL specifiek de doelgroep afbakent en dat er geen sprake was van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden, aangezien de onderneming vrij was om zowel SVL als TVL aan te vragen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1534

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , (de onderneming)

(gemachtigde: mr. M.C.M.M. van de Ven),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, (de minister)

(gemachtigden: mr. H.G.M. Wammes en mr. M.P. Beudeker).

Procesverloop

Met het besluit van 22 juli 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 3 december 2021 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 januari 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] namens de onderneming, bijgestaan door mr. M.C.M.M. van de Ven en mr. H.G.M. Wammes en mr. M.P. Beudeker namens de minister.
Het beroep is op die zitting behandeld samen met twee andere beroepen van de onderneming (21/1532 en 21/1533). Het onderzoek is gesloten op 17 mei 2023.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. De onderneming exploiteert een tapasrestaurant. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de SVL voor Q1 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen, omdat de onderneming niet voldoet aan de eis dat hij is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in de periode van 1 oktober 2019 tot en met
30 juni 2020. De onderneming is namelijk op 26 september 2019 ingeschreven in het handelsregister.
Standpunt van de onderneming
3. De onderneming voert aan dat niet alleen de datum van inschrijving in het handelsregister van belang is voor de vraag of de SVL van toepassing is, maar ook het moment waarop de onderneming in staat was om zonder juridische belemmeringen zijn bedrijfsactiviteiten uit te oefenen. De onderneming verwijst in dit verband naar de uitspraak van het College van 31 augustus 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:845).
4. Op 24 februari 2020 is de franchiseovereenkomst getekend en op 1 maart 2020 is de Drank- en Horecawetvergunning verleend. Vanaf dat moment, dat valt binnen de periode waarop de SVL van toepassing is, waren er geen juridische belemmeringen meer om te starten met de onderneming. Daarom moet de onderneming als starter worden aangemerkt.
Standpunt van de minister
5. De minister stelt zich op het standpunt dat de onderneming op 26 september 2019 is ingeschreven in het handelsregister, zodat hij niet aan de voorwaarde voldoet om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van de SVL. De SVL biedt geen ruimte om af te wijken van artikel 2.1.1., tweede lid, aanhef en onder c, als een onderneming niet op de datum van inschrijving is gestart met het genereren van omzet. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijk geval waarin het besluit onevenredig nadelig zou uitpakken. Dat de afbakening van de doelgroep, zoals neergelegd in artikel 2.1.1., tweede lid, onder c, van de SVL, tot gevolg heeft dat de onderneming niet in aanmerking komt voor subsidie, maakt volgens de minister niet dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Beoordeling door het College
6. De inschrijfdatum van de onderneming in het handelsregister ligt niet in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 en de SVL kent geen hardheidsclausule om van dit vereiste af te wijken. Het College is daarom van oordeel dat de minister de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen. De inschrijfdatum is relevant om te bepalen of de onderneming tot de doelgroep van de SVL behoort. Het College verwijst naar de uitspraak van 11 oktober 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:700), waarin is geoordeeld dat de aangewezen periode in de SVL dient om de doelgroep van de SVL af te bakenen. Daarmee is deze situatie anders dan de situatie in de uitspraak van 31 augustus 2021, waar de onderneming naar verwijst. In die uitspraak stond de vraag centraal wat als referentieperiode in de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) moest worden beschouwd. Het College heeft in die zaak geoordeeld dat daarvan afgeweken kon worden als er juridische belemmeringen in de weg stonden om te beginnen met het genereren van omzet. Deze zaak gaat echter over de SVL en niet over de TVL. Bovendien bakent de periode in de SVL de werkingssfeer van de SVL af van de TVL, die zijn eigen startersregeling kent. Dat de afbakening van de doelgroep in de SVL in het geval van de onderneming tot gevolg heeft dat hij niet in aanmerking komt voor een subsidie op grond van de SVL, maakt niet dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
7. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Het College volgt de onderneming niet in het standpunt dat de minister proceskosten moet vergoeden, omdat de onderneming gedwongen zou zijn geweest om beroep in te stellen tegen de beslissing op bezwaar inzake de SVL voor het geval het bezwaar over dezelfde periode tegen de TVL (Q1 2021; zaaknummer 21/1533) zou worden afgewezen. Het stond de onderneming immers vrij, zoals ter zitting bevestigd door verweerder, om zowel SVL als TVL aan te vragen over de periode Q1 2021 en daarmee om vervolgens al dan niet beroep in te stellen tegen een afwijzende beslissing op bezwaar in een van deze zaken of in beide zaken.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van
mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
w.g. H. van den Heuvel w.g. A.M. Slierendrecht
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19
Artikel 2.1.1., eerste lid en tweede lid, aanhef en onder c
De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen startende MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
c. waarvan de inschrijfdatum in het handelsregister ligt in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020.