ECLI:NL:CBB:2023:357

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
22/814
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie en vaststelling van subsidiabele oppervlakte in het kader van GLB-betalingen

In deze zaak heeft de veehandel beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2021. De minister had op 16 december 2021 de aanvraag van de veehandel voor basis- en vergroeningsbetalingen afgewezen, omdat de opgegeven oppervlakte van 38,62 hectare te groot was. De minister heeft de oppervlakte vastgesteld op 37,48 hectare, waarbij hij een administratieve sanctie heeft opgelegd vanwege overdeclaratie. De veehandel betwistte de vaststelling van de oppervlakte en de opgelegde sanctie, en voerde aan dat hij niet op de hoogte was van een eerdere sanctie (de 'gele kaart'). De zitting vond plaats op 2 juni 2023, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister de oppervlakte terecht had vastgesteld en dat de veehandel verantwoordelijk was voor een correcte opgave van de percelen. De beroepsgrond van de veehandel werd verworpen, en het beroep werd ongegrond verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/814

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen

v.o.f. Veehandel [naam 1] , te [plaats] , (de veehandel)

(gemachtigde: ing. J. Voets),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, (de minister)

(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Procesverloop

Met het besluit van 16 december 2021 heeft de minister beslist op de aanvraag van de veehandel om uitbetaling van de betalingsrechten (de basisbetaling) en de vergroeningsbetaling voor het jaar 2021 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling).
Met het besluit van 1 april 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de veehandel gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 16 december 2021 gedeeltelijk herroepen.
De veehandel heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 2 juni 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen en namens de veehandel ook [naam 2] .

Overwegingen

1. De veehandel heeft met de gecombineerde opgave 2021 de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling aangevraagd, waarbij zij 38,62 ha als subsidiabele oppervlakte heeft opgegeven. De minister heeft in het bestreden besluit de percelen 5, 27, 33, 45, 47, 48, 49 en 57 kleiner vastgesteld dan door de veehandel opgegeven, omdat zij de oppervlakte van die percelen te groot heeft ingetekend. Verder heeft de minister de veehandel een administratieve sanctie opgelegd vanwege een afwijking in de oppervlakte (overdeclaratie). De minister heeft daarnaast nog een korting toegepast, omdat de veehandel voor het aanvraagjaar 2020 ook een te grote oppervlakte had opgegeven en om die reden ook een sanctie opgelegd had gekregen die toen slechts voor de helft is toegepast (de zogenoemde gele kaart). De korting houdt in dat de veehandel nu alsnog de andere helft van die sanctie moet betalen. De veehandel is het daar niet mee eens. Hij voert aan dat hij de percelen correct heeft ingetekend en dat de minister de sancties ten onrechte heeft opgelegd. Verder was hij er niet van op de hoogte dat aan hem een gele kaart was gegeven. De veehandel vindt het vreemd dat hij nu een korting krijgt waarvan hij niets afwist. Bij het intekenen van de percelen kon hij geen rekening houden met die eerdere sanctie, omdat die pas definitief is opgelegd nadat hij de gecombineerde opgave 2021 had ingediend en deze niet meer kon worden gewijzigd.
2. Voor de vaststelling van het bedrag aan basis- en vergroeningsbetaling is van belang dat het – kort gezegd – moet gaan om subsidiabele hectares. Onder subsidiabele hectare wordt verstaan ieder landbouwareaal van het bedrijf dat wordt gebruikt voor een landbouwactiviteit of dat, indien het areaal ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, overwegend voor landbouwactiviteiten wordt gebruikt (artikel 32, tweede lid, aanhef en onder a, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013)). Onder ‘landbouwareaal’ wordt – voor zover hier van belang – verstaan om het even welke grond die wordt gebruikt als blijvend grasland en blijvend weiland (artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van Verordening 1307/2013).
Percelen
3.1
De veehandel is verantwoordelijk voor het doen van een juiste en volledige opgave en het op de juiste wijze intekenen van de perceelsgrenzen. Dat de ter discussie staande percelen in een waterrijk gebied liggen met wisselende waterstanden waardoor de grenzen van de percelen grillig zijn, doet aan die verantwoordelijkheid niet af.
3.2
De minister heeft de geconstateerde oppervlakte juist vastgesteld. Op de luchtfoto’s en de cyclomediabeelden is te zien dat de veehandel bij de percelen 27, 33, 45, 48, 49 en 57 een (gedeelte) van de naastliggende sloot heeft ingetekend. Een sloot is echter niet aan te merken als subsidiabele landbouwgrond. De minister heeft de lijn gelegd op de grens tussen water en land en daarbij dus rekening gehouden met de ligging van de percelen in het veenweidegebied. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister de oppervlakte van die percelen onjuist heeft vastgesteld. Op de luchtfoto’s en cyclomediabeelden is verder te zien dat de veehandel bij perceel 57 een groep bomen en aan de zuidzijde een bomenrij heeft ingetekend. De minister heeft de groep bomen terecht afgekeurd, omdat dit geen landbouwgrond is. Verder heeft de minister de bomenrij terecht aangemerkt als grens van het perceel, omdat de bomen direct aan het water staan. Dat er volgens de veehandel tussen die bomen nog gras staat wat bemaaid kan worden, neemt niet weg dat de minister de grens terecht voor de bomenrij heeft gelegd. Tot slot is op luchtfoto’s van perceel 47 te zien dat aan de noordzijde van dat perceel een opslag ligt. Een opslag is evenmin aan te merken als landbouwgrond.
3.3
Dit betekent dat de beroepsgrond van de veehandel over de percelen niet slaagt.
Administratieve sanctie
4.1
Artikel 19 bis, eerste lid, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 (Verordening 640/2014) bepaalt – kort gezegd en voor zover hier van belang – dat indien het areaal dat wordt aangegeven voor de toepassing van een steunregeling, groter is dan het areaal dat wordt geconstateerd, de steun wordt berekend op basis van het geconstateerde areaal, verminderd met 1,5 keer het vastgestelde verschil indien dat verschil meer dan 3% van het geconstateerde areaal of meer dan twee hectare bedraagt. Het tweede lid bepaalt dat als in het kader van het eerste lid nog geen administratieve sanctie wegens een te hoge areaalaangifte voor de betrokken steunregeling is opgelegd aan de begunstigde, de in dat lid bedoelde administratieve sanctie met 50% wordt verminderd indien het verschil tussen het aangegeven areaal en het geconstateerde areaal niet groter is dan 10% van het geconstateerde areaal. Het derde lid bepaalt dat begunstigden wier administratieve sanctie overeenkomstig het tweede lid is verminderd en aan wie voor de betrokken steunregeling een administratieve sanctie moet worden opgelegd voor het volgende aanvraagjaar, de volledige administratieve sanctie betalen voor dat volgende aanvraagjaar en het bedrag betalen waarmee de overeenkomstig het eerste lid berekende administratieve sanctie is verlaagd overeenkomstig het tweede lid.
4.2
Aangezien de minister de totale oppervlakte van de percelen terecht heeft vastgesteld op 37,48 hectare, is het verschil tussen de aangevraagde (38,62 hectare) en de geconstateerde (37,48 hectare) oppervlakte meer dan 3% van de geconstateerde oppervlakte, namelijk 3,04%. Uit artikel 19bis, eerste lid, van Verordening 640/2014 volgt dat de minister dan een korting van anderhalf maal het verschil tussen de geconstateerde en de aangevraagde oppervlakte moet opleggen. De veehandel heeft dat als zodanig ook niet bestreden.
4.3
Vaststaat dat de minister bij besluit van 1 september 2021 in bezwaar heeft beslist op de aanvraag voor de uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetaling voor het aanvraagjaar 2020. Daarbij heeft de minister aan de veehandel op grond van artikel 19bis, eerste lid, van Verordening 640/2014 een administratieve sanctie opgelegd vanwege overdeclaratie. De minister heeft met toepassing van artikel 19bis, tweede lid, van Verordening 640/2014 die administratieve sanctie met 50% verminderd. Aangezien, zoals hiervoor overwogen, de minister de veehandel voor het aanvraagjaar 2021 opnieuw en daarmee voor het tweede opeenvolgende jaar een administratieve sanctie heeft opgelegd, was de veehandel op grond van artikel 19bis, derde lid, van de Verordening 640/2014 gehouden in het aanvraagjaar 2021 het bedrag te betalen waarmee de administratieve sanctie in het aanvraagjaar 2020 is verminderd. Dat de veehandel niet wist dat dat hij een zogenoemde gele kaart had gekregen en medewerkers van het ministerie die hij heeft gesproken hem daarover ook geen duidelijkheid hebben kunnen geven, neemt niet weg dat de minister voor het aanvraagjaar 2020 toepassing heeft gegeven aan artikel 19bis, tweede lid, van Verordening 640/2014 en de veehandel, als gezegd, op grond van artikel 19bis van Verordening 640/2014 het bedrag dient te betalen waarmee de administratieve sanctie in het aanvraagjaar 2020 is verminderd. Deze bepaling laat de minister geen ruimte om daarvan af te wijken. Dat de veehandel bij het intekenen van de percelen geen rekening kon houden met die eerdere sanctie en hij, zoals hij op de zitting heeft toegelicht, de percelen anders zou hebben ingetekend als hij bekend zou zijn geweest met die waarschuwing, miskent zijn verantwoordelijkheid als aanvrager om, zoals hiervoor al overwogen, de percelen juist in te tekenen.
4.4
De beroepsgrond van de veehandel over de administratieve slaagt evenmin.
5. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
w.g. A. Venekamp w.g. P.M. Beishuizen