ECLI:NL:CBB:2023:469

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
22/891, 22/940 en 22/941
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvragen op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 en de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 september 2023, met zaaknummers 22/891, 22/940 en 22/941, is de afwijzing van subsidieaanvragen door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De ondernemer, die handelt onder de naam [naam 2] en gevestigd is in [plaats], had aanvragen ingediend voor subsidies op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) en de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL). De minister heeft de aanvragen afgewezen, omdat de ondernemer niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidie, waaronder de eis van een inschrijving in het handelsregister in de juiste periode en het vereiste van 30% omzetverlies.

De ondernemer had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar het College oordeelde dat de minister terecht had afgewezen. De ondernemer was sinds 17 januari 2018 ingeschreven in het handelsregister, waardoor hij niet als starter kon worden aangemerkt voor de SVL. Daarnaast waren de aanvragen voor de TVL te laat ingediend, wat een dwingende afwijzingsgrond is. Het College concludeerde dat de minister de aanvragen terecht had afgewezen, omdat de ondernemer niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig had geprobeerd zijn aanvragen in te dienen.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen en de strikte voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van subsidies in het kader van de COVID-19-regelingen. Het College verklaarde de beroepen ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummers: 22/891, 22/940 en 22/941
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2023 in de zaak tussen
[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] , (de ondernemer)
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat
(gemachtigden: mr. H.G.M. Wammes en mr. E. Brouwers).
Procesverloop
Zaaknummer 22/891
Bij besluit van 17 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor Q2 2021 afgewezen.
Bij besluit van 22 maart 2022 (bestreden besluit 1) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
Zaaknummer 22/940
Met het besluit van 20 september 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) voor de periode Q1 2021 afgewezen.
Met het besluit van 21 april 2022 (bestreden besluit 2) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
Zaaknummer 22/941
Bij besluit van 23 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de TVL voor Q1 2021 afgewezen.
Bij besluit van 12 april 2022 (bestreden besluit 3) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
Zaaknummers 22/891, 22/940 en 22/941
De ondernemer heef tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De minister heeft verweerschriften ingediend.
De zitting was op 17 april 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer en de gemachtigden van de minister. Na afloop van de zitting is het onderzoek gesloten.
Op 17 mei 2023 heeft het College het onderzoek heropend en de ondernemer in de gelegenheid gesteld om nadere vragen te beantwoorden. De reactie van de ondernemer is op 30 mei 2023 door het College ontvangen. De aan verweerder gevraagde reactie op deze antwoorden is door het College ontvangen op 9 juni 2023. Verder heeft de minister op 17 mei 2023 per e-mail gereageerd op een vraag die het College tijdens de zitting heeft gesteld. Nadat geen van de partijen heeft aangegeven dat zij op een nadere zitting willen worden gehoord, heeft het College het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

SVL Q1 2021

Inleiding
2. De zaak met nummer 22/940 gaat over de SVL-aanvraag die de ondernemer heeft ingediend. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de ondernemer sinds 17 januari 2018 is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Daarom voldoet hij niet aan de voorwaarde dat een onderneming moet zijn ingeschreven in het handelsregister in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 (artikel 2.1.1., tweede lid, aanhef en onder c, van de SVL), zodat hij geen starter is.
Standpunt van de ondernemer
3. De ondernemer stelt dat hij geen startende taxichauffeur is, omdat hij al voordat hij zijn eenmanszaak inschreef in het handelsregister als taxichauffeur werkte vanuit een maatschap. Hij heeft subsidie op grond van de SVL aangevraagd en tegen de afwijzing hiervan bezwaar gemaakt, omdat het niet was gelukt om TVL aan te vragen aangezien het systeem blokkeerde.
Standpunt van de minister
4. De minister stelt zich in het verweerschrift, anders dan in het bestreden besluit 2, op het standpunt dat de ondernemer wel als starter kan worden aangemerkt, omdat zijn eenmanszaak op 26 juni 2020 in het handelsregister is ingeschreven. Deze inschrijfdatum valt binnen de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020, zodat aan de voorwaarde van artikel 2.1.1., tweede lid, aanhef en onder c, van de SVL is voldaan. De ondernemer komt echter toch niet in aanmerking voor een subsidie, omdat hij niet voldoet aan de eis van 30% omzetverlies, zoals is neergelegd in artikel 2.1.1., tweede lid, aanhef en onder a, van de SVL.
Beoordeling door het College
5. De minister heeft de SVL-aanvraag van de ondernemer terecht afgewezen. Om in aanmerking te komen voor een SVL-subsidie, moet een onderneming zijn ingeschreven in het handelsregister in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020. Ten tijde van het bestreden besluit 2 was de minister nog van mening dat de ondernemer niet als starter kon worden aangemerkt, omdat de maatschap waartoe de ondernemer behoorde al sinds 17 januari 2018 is ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Uit het verweerschrift volgt echter dat de minister bij nader inzien van mening is dat de eenmanszaak van de ondernemer wel als starter kan worden aangemerkt, omdat het niet terecht is om de eenmanszaak te zien als voortzetting van de maatschap. Dat leidt er volgens de minister toch niet toe dat de ondernemer SVL-subsidie krijgt, omdat hij niet voldoet aan de eis van 30% omzetverlies. De ondernemer heeft dat laatste niet bestreden. Hij heeft alleen gesteld dat hij geen starter is, omdat hij voordat hij zijn eenmanszaak op 26 juni 2020 inschreef in het handelsregister al werkte als taxichauffeur vanuit een maatschap. Dit betekent dat de ondernemer, ondanks zijn aanvraag, zelf van mening is dat hij niet binnen de doelgroep van de SVL valt.
6. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven van welke datum van inschrijving moet worden uitgegaan. Zowel als wordt uitgegaan van de datum van inschrijving van de maatschap in het handelsregister van de KvK (geen sprake van starter) als van de datum van inschrijving van de eenmanszaak (wel sprake van starter, maar geen 30% omzetverlies) betekent dit dat de onderneming niet in aanmerking komt voor SVL. Het beroep is ongegrond.

TVL Q1 2021 en Q2 2021

Inleiding
7. De zaken met nummers 22/891 en 22/941 gaan over TVL-aanvragen die te laat zijn ingediend. Artikel 2.2.6. van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q1 van 2021 uiterlijk op 18 mei 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Artikel 2.3.8. van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na die momenten sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Door de minister werd die melding als pro-forma-aanvraag aangemerkt. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
8. Het geschil in deze zaken betreft de vraag of de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de ondernemer
9. De ondernemer stelt dat hij de aanvragen tijdens de aanvraagperiodes niet kon indienen in het systeem. Het systeem blokkeerde en er verscheen een rode waarschuwingsbalk in beeld, waarna hij zijn aanvraag heeft beëindigd. Volgens de ondernemer kwam dit doordat het systeem hem aanmerkte als starter, terwijl hij dat niet was. Hij was immers al langer werkzaam als taxichauffeur. Slechts de rechtsvorm van de onderneming is gewijzigd: eerst maakte de ondernemer deel uit van een maatschap, maar later is hij als eenmanszaak verder gegaan. Deze eenmanszaak is op 26 juni 2020 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Standpunt van de minister
10. Volgens de minister zijn de (pro-forma-)aanvragen van de ondernemer terecht afgewezen, omdat de aanvragen na 20 augustus 2021 zijn gedaan in zijn bezwaarschrift van 5 oktober 2021 tegen de afwijzing van de SVL en daarmee te laat zijn ingediend. De ondernemer heeft niet aangetoond dat hij in de aanvraagperiodes heeft geprobeerd aanvragen in te dienen, maar dat dat technisch niet mogelijk was vanwege de datum van inschrijving van de eenmanszaak in het handelsregister. Uit de gegevens van de klantenservice blijkt ook niet dat de ondernemer hierover contact heeft opgenomen. De ondernemer had bovendien op een andere manier zijn aanvraag kunnen indienen, bijvoorbeeld per brief.
11. Voor Q2 2021 geldt bovendien dat de TVL ook open stond voor ondernemingen met een inschrijfdatum tot en met 30 juni 2020. Het KvK-nummer en de datum van inschrijving vormden voor dat kwartaal dus geen belemmering voor het doen van een tijdige aanvraag.
Beoordeling door het College
12. Uit artikel 2.2.4., eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.2.6., van de TVL (voor Q1 2021) en uit 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL (voor Q2 2021), volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een
TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht , noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvragen niet voor de in de TVL opgenomen eindtijdstippen heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
13. In dit geval is het afwijzen van de aanvragen niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De ondernemer heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de aanvraagperiodes digitale aanvragen heeft proberen in te dienen, maar dat dit niet lukte omdat het systeem blokkeerde. Ook is niet gebleken dat het systeem een waarschuwing in een rode balk liet zien, die de indruk wekte dat de aanvraag helemaal niet meer kon worden ingediend. De ondernemer heeft zijn stellingen hierover zelf niet onderbouwd en hij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij hierover tijdens de aanvraagperiodes contact heeft gezocht met de minister. De minister heeft op verzoek van het College na de zitting geprobeerd om een afdruk te vinden van de melding die de ondernemer bij het doorlopen van de aanvragen zou kunnen hebben gezien, maar die heeft de minister niet gevonden. De termijnoverschrijding moet dan ook voor rekening en risico van de onderneming blijven.
14. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvragen terecht op grond van artikel 2.2.4., eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van de TVL (Q1 2021) en artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.3.8, eerste en tweede lid, van de TVL (Q2 2021) heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend. Dat betekent dat de beroepen met nummers 22/891 en 22/941 ongegrond zijn.
15. Aan de beantwoording van de vraag of sprake is van een voortzetting van de onderneming, komt het College gelet op het voorgaande niet toe.
Conclusie in de zaken met zaaknummers 22/891, 22/940 en 22/941
16. De beroepen zijn ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023.
w.g. H. van den Heuvel w.g. A.M. Slierendrecht
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste laten startende MKB-ondernemingen COVID-19
Artikel 2.1.1. (verstrekking subsidie)
(…)
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. Waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
(...)
c. Waarvan de inschrijfdatum in het handelsregister ligt in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020;
(…)
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.2.4. (afwijzingsgronden)
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)
Artikel 2.2.6. (aanvraagperiode)
Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
Artikel 2.3.6. (afwijzingsgronden)
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)
Artikel 2.3.8. (aanvraagperiode)
Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.