ECLI:NL:CBB:2023:565

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/519
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op basis van leeftijdsvereiste voor historische zeilschepen

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 oktober 2023, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat beoordeeld. De ondernemer, eigenaar van een zeilschip met bouwjaar 1980, had een aanvraag ingediend op basis van de Tijdelijke subsidieregeling continuïteit bruine vloot (TVLBV) voor de jaren 2020. De minister wees de aanvraag af omdat het schip niet voldeed aan het vereiste dat de kiellegging voor 1971 moest zijn. De ondernemer betoogde dat deze leeftijdsgrens onzorgvuldig was vastgesteld en dat zijn schip, erkend als varend erfgoed, ook in aanmerking zou moeten komen voor subsidie. Het College oordeelde echter dat de keuze van de regelgever om de doelgroep van de regeling te beperken tot historische schepen van vijftig jaar en ouder niet onzorgvuldig was en niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De ondernemer viel buiten de doelgroep van de regeling, en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals ziekte, rechtvaardigden geen uitzondering op de regels. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/519

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] (de ondernemer)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

Procesverloop

Met het besluit van 3 november 2021 (het afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling continuïteit bruine vloot (TVLBV) voor het tweede tot en met het vierde kwartaal van 2020 afgewezen.
Met het besluit van 16 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting van de enkelvoudige kamer was op 13 februari 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer en namens de minister [naam 3] en
[naam 4] .
Na de zitting heeft het College het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
De ondernemer heeft nadere stukken ingezonden.
De zitting van de meervoudige kamer was op 20 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer en namens de minister [naam 3] en
[naam 5] .

Overwegingen

1 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding2 De ondernemer bezit een zeilschip (een gaffelschoener) met als bouwjaar 1980. Hij gebruikt dit schip om vanuit Enkhuizen dagtochten voor groepen te organiseren. De ondernemer heeft op grond van de TVLBV een subsidie aangevraagd als bijdrage in de vaste en variabele lasten voor het tweede tot en met het vierde kwartaal van 2020. Volgens de TVLBV komen echter alleen eigenaren van historische schepen met een bouwjaar (aangeduid als ‘kiellegging’) tot en met 1971 voor de subsidie in aanmerking (artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van de TVLBV). De ondernemer heeft de subsidie daarom niet gekregen.
Standpunt van de ondernemer
3.1
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de leeftijdsgrens van vijftig jaar die in de regeling is opgenomen, destijds onzorgvuldig en onder grote tijdsdruk is gekozen en te streng wordt toegepast. Hierdoor valt zijn schip, net als enkele andere schepen, buiten de TVLBV. Het zou beter zijn geweest als voor replica’s zoals zijn schip gelet zou zijn op zaken als traditionele tuigage en het klassieke ontwerp van het schip. Zijn schip is door de Federatie Varend Erfgoed Nederland (FVEN) officieel erkend als varend erfgoed vanwege het unieke originele ontwerp uit de zestiger jaren van zowel romp als tuigage. Het is het enige in zijn soort in Nederland, omdat het zowel bij de schepen van de bruine vloot hoort als bij het varend erfgoed. Volgens de ondernemer zijn replica’s zoals die van hem, waarvoor oude bouwtekeningen zijn gebruikt, belangrijk voor de sector. Er is ook geen verschil tussen de schepen die wel voldoen aan het leeftijdscriterium en de schepen die daaraan niet voldoen, maar die wel zijn erkend als varend erfgoed. De ondernemer heeft ter zitting toegelicht dat hij daarom meent dat de uitsluiting van zijn schip op grond van het leeftijdscriterium in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, omdat de wetgever in redelijkheid niet tot een dergelijk onderscheid had mogen komen. De ondernemer beroept zich daarbij ook op artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3.2
De ondernemer heeft ter zitting ook aangevoerd dat hij vanwege bijzondere omstandigheden, te weten een ziekte die bij hem werd geconstateerd in oktober 2020, en de daaropvolgende behandeling in het ziekenhuis, minder inkomsten heeft kunnen genereren met zijn schip. In die voor hem roerige periode is het hem niet gelukt om tijdig een meer passende SBI-code aan te vragen, waardoor hij ook de gewone subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) is misgelopen. Onder verwijzing naar de kamerbrief van 15 maart 2022 (Kamerstukken II, 35 420, nr. 479) verzoekt de ondernemer daarom om een uitzondering te maken.
Standpunt van de minister
4.1
De minister stelt zich op het standpunt dat de subsidieaanvraag van de ondernemer terecht is afgewezen. Om te kunnen worden aangemerkt als een bruine vlootonderneming onder de TVLBV, moet de onderneming aan een aantal vereisten voldoen. Een daarvan is het vereiste dat sprake is van een historisch zeilschip, waarvan de kiel is gelegd in 1971 of eerder. De minister vindt niet dat dit vereiste onzorgvuldig en onder grote druk tot stand is gekomen, zoals de ondernemer stelt. Het is gezien de toelichting op de TVLBV (Stcrt. 28 juni 2021, 33700) juist de bedoeling van de regelgever geweest om met de TVLBV het varen van historische zeilschepen te behouden. Binnen het erfgoeddomein van de historische scheepvaart is algemeen geaccepteerd dat schepen van vijftig jaar en ouder als historisch worden beschouwd. Volgens de minister is de keuze voor de leeftijdsgrens van vijftig jaar en ouder om te kunnen worden aangemerkt als een historisch zeilschip dan ook een geschikt en noodzakelijk middel om de beschikbare steun ten goede te laten komen aan ondernemers die in het bezit zijn van een historisch zeilschip. De minister meent dat de omstandigheid dat het schip van de ondernemer officieel is erkend door de FVEN niet maakt dat de ondernemer hiermee voldoet aan het gestelde vereiste van de TVLBV.
4.2
De minister stelt verder dat het enkele feit dat een correcte toepassing van de TVLBV met zich brengt dat een aanvraag wordt afgewezen, zoals in de situatie van de ondernemer, niet maakt dat dit besluit onzorgvuldig is voorbereid dan wel in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De minister verwijst in dit verband naar meerdere uitspraken van het College, waaronder de uitspraak van 11 oktober 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:700), waarin is geoordeeld dat het feit dat een ondernemer niet in aanmerking komt voor subsidie vanwege de afbakening van de doelgroep niet maakt dat er sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Beoordeling door het College
5.1
Het College stelt vast dat het schip van de ondernemer niet voldoet aan het vereiste dat de kiel van het zeilschip is gelegd in 1971 of eerder zoals voorgeschreven in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d van de TVLBV. Met dit vereiste vindt afbakening van de doelgroep van de TVLBV plaats.
5.2
In de toelichting op de TVLBV is uiteengezet waarom de regelgever ervoor heeft gekozen om ondernemers die eigenaar zijn van een historisch zeilschip van vijftig jaar en ouder in aanmerking te laten komen voor de TVLBV. In paragraaf 1.1 van de toelichting is uiteengezet dat het kabinet belang hecht aan het behoud van historische zeilschepen waarmee in het verleden goederen of mensen werden vervoerd, vanwege de link met de maritieme historie die ons land heeft. Het huidige gebruik van deze schepen voor passagiersvaart zorgt ervoor dat deze schepen beter bewaard blijven dan wanneer deze schepen stil zouden liggen. Het gevolg van de geldende (covid)maatregelen kan zijn dat exploitanten van historische zeilschepen gedwongen worden hun bedrijf te stoppen, wat tot gevolg kan hebben dat historische zeilschepen niet meer gebruikt worden en verloren kunnen gaan. Vanwege het belang van het behoud van deze schepen voorziet de TVLBV daarom in een aanvullende regeling op het reeds bestaande steun- en herstelpakket. In paragraaf 2 van de toelichting is vervolgens het volgende opgenomen:
“De subsidie is bedoeld voor bruine vlootondernemingen. Om te kwalificeren als bruine vlootonderneming moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan (artikel 2, tweede lid, onderdelen c tot en met e). (…) Daarnaast dient de onderneming of de natuurlijke persoon die de onderneming drijft eigenaar te zijn van een historisch zeilschip, waarvan de kiel is gelegd in 1971 of eerder en welk schip wordt geëxploiteerd ten behoeve van passagiersvaart. Binnen het erfgoeddomein van de historische scheepvaart is algemeen geaccepteerd dat schepen van 50 jaar en ouder als historisch worden beschouwd. Zo wordt voor opname in het Register Varend Erfgoed Nederland - beheerd door de Federatie Varend Erfgoed Nederland - als traditioneel vaartuig ook dit leeftijdscriterium gehanteerd. Het kabinet wil het varen met deze oude zeilschepen - nu niet meer met vracht maar met passagiers - dan ook graag behouden, als belangrijk deel van onze geschiedenis als onderdeel van onze cultuur.”
In de kamerbrief van 20 juli 2021 (Kamerstukken II 2020-2021, 31409, nr. 335) heeft de regelgever bevestigd dat de TVLBV zich bewust richt op ondernemers met een historisch schip van vijftig jaar en ouder, vanwege het belang van het behoud van juist deze schepen. Ondernemers met een moderner schip, zoals een replica van minder dan vijftig jaar oud, behoren volgens de regelgever uitdrukkelijk niet tot de doelgroep van de TVLBV. Die ondernemers kunnen een beroep doen op het generieke steun- en herstelpakket.
5.3
Uit het voorgaande blijkt dat de TVLBV is opgezet als aanvulling op het generieke steun- en herstelpakket, waarbij het doel van de TVLBV is gelegen in het behoud van een afgebakende groep van historische zeilschepen. Gelet op dit doel en wat daarover in de toelichting is vermeld, ziet het College in wat de ondernemer heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de keuze van de regelgever om de doelgroep van de TVLBV af te bakenen op basis van het leeftijdsvereiste van het schip, blijk geeft van onzorgvuldigheid en in strijd met het evenredigheidsbeginsel zou zijn. Dat de afbakening van de doelgroep tot gevolg heeft dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor subsidie, maakt ook niet dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. De regeling is niet bedoeld voor (ondernemingen met) replica’s jonger dan 50 jaar, zoals die van de ondernemer. Dat de FVEN het schip van de ondernemer vanwege zijn bijzondere karakter als varend erfgoed heeft erkend, maakt dat niet anders. Gelet op het voorgaande is ook geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5.4
Omdat de ondernemer geen historisch zeilschip heeft met een kiellegging van 1971 of eerder en de TVLBV geen hardheidsclausule kent om van het leeftijdsvereiste af te wijken, valt de ondernemer buiten het bereik van de TVLBV. Dat de ondernemer vanwege zijn persoonlijke situatie subsidie op grond van de TVL is misgelopen, is in het kader van de TVLBV geen uitzonderlijke omstandigheid die maakt dat van het hiervoor genoemde vereiste zou moeten worden afgeweken.
5.5
Ten slotte ziet het College geen aanleiding om strijd met artikel 6 van het EVRM aan te nemen. De ondernemer heeft ter zitting toegelicht dat hij daarmee een beroep doet op gelijkwaardige behandeling. Het gaat in feite dus niet om een beroep op artikel 6 van het EVRM, maar om een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hiervoor is al overwogen dat dat niet slaagt.
Conclusie
6 Het College concludeert dat de beroepsgronden niet slagen. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen. Het College zal het beroep daarom ongegrond verklaren. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, mr. H.L. van der Beek en
mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
w.g. C.T. Aalbers w.g. E.C.C. Deen

Bijlage

De TVLBV luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Artikel 1 (begripsbepalingen)

1. In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)
bruine vlootonderneming: onderneming die voldoet aan artikel 2, tweede lid, onderdelen c, d en e.
(…)

Artikel 2 (verstrekking subsidie)

1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een bruine vlootonderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten en de variabele lasten in het tweede, derde en vierde kalenderkwartaal van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt, indien:
(…)
c. de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister onder de code 5010, 5030 of 9103 van de Standaard Bedrijfsindeling;
d. de onderneming of de natuurlijke persoon die de onderneming drijft eigenaar is van een historisch zeilschip, waarvan de kiel is gelegd in 1971 of eerder en welk schip wordt geëxploiteerd ten behoeve van passagiersvaart;
e. de onderneming een MKB-onderneming is.
(…)

Artikel 5 (afwijzingsgronden)

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…)”