2.2Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van de voetbalvereniging
3 De voetbalvereniging erkent dat zij te laat was met het indienen van de TVL-aanvraag, maar daarvoor waren goede redenen. De voetbalvereniging heeft namelijk gewacht met het indienen van de TVL-aanvraag totdat het benodigde financiële inzicht er was. Daarmee wilde de voetbalvereniging voorkomen dat zij ten onrechte subsidie zou krijgen. De voetbalvereniging draait op vrijwilligers en onbezoldigde bestuursleden. Die kunnen niet het risico nemen dat achteraf een bedrag moet worden terugbetaald, door een aanvraag te doen terwijl het nog niet duidelijk is dat de voetbalvereniging in aanmerking komt voor een TVL-subsidie. Verder heeft de voetbalvereniging ook aanspraak gemaakt op een andere regeling, de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 (TASO), waarvoor een langere aanvraagtermijn gold.
Standpunt van de minister
4 Volgens de minister is de (pro-forma-)aanvraag van de voetbalvereniging terecht afgewezen, omdat de aanvraag op 27 augustus 2021 en daarmee te laat is ingediend. Dat binnen de aanvraagperiode geen aanvraag is ingediend, staat niet ter discussie. Het is de verantwoordelijkheid van de voetbalvereniging om tijdig een aanvraag in te dienen. In de TVL en op de website van de RVO stond duidelijk dat de aanvraag voor Q2 2021 vóór 20 augustus 2021 om 17.00 uur moest worden ingediend. Het is niet gebleken dat het voor de voetbalvereniging onmogelijk was om tijdig een aanvraag te doen. Dat zij wilde voorkomen dat zij een bedrag zou moeten terugbetalen, is volgens de minister onvoldoende om de aanvraag toch inhoudelijk te behandelen.
Beoordeling door het College
5 Zoals hiervoor onder 2.1 is vermeld, volgt uit artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als deze niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
6 Niet in geschil is dat de voetbalvereniging de aanvraag na afloop van de in de TVL opgenomen aanvraagperiode heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst. 7 In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het is de verantwoordelijkheid van een ondernemer om tijdig een aanvraag in te dienen. Het uitgangspunt van de TVL is dat een aanvraag wordt gedaan op basis van een schatting van de omzet in de subsidieperiode. Niet gebleken is dat het voor de voetbalvereniging onmogelijk was om tijdig een aanvraag te doen. Dat de voetbalvereniging heeft besloten te wachten met het indienen van de TVL-aanvraag om te voorkomen dat zij mogelijk subsidie zou moeten terugbetalen en daardoor de aanvraagtermijn heeft overschreden, komt voor haar risico. Verder is de TASO een andere regeling, waarvoor andere vereisten gelden dan voor de TVL. Er bestaat geen aanleiding om wat betreft de einddatum van de aanvraagtermijn aan te sluiten bij de TASO.
8 Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend.
9 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.