ECLI:NL:CBB:2023:654

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
22/1491
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister inzake basis- en vergroeningsbetaling GLB

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een landbouwer en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toekenning van basis- en vergroeningsbetalingen onder de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De landbouwer had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister waarin het bedrag aan betalingen voor het jaar 2021 was vastgesteld. De minister had in zijn besluit van 29 april 2022 een bedrag vastgesteld, maar dit werd later herroepen in een bestreden besluit van 20 juli 2022, waarin de minister het bezwaar van de landbouwer gegrond verklaarde en het bedrag wijzigde.

De landbouwer stelde dat hij voldeed aan de voorwaarden voor het ecologisch aandachtsgebied, maar de minister concludeerde dat dit niet het geval was. Het College oordeelde dat de minister ten onrechte had geconcludeerd dat de landbouwer niet voldeed aan de voorwaarden, omdat de minister zich had gebaseerd op een teledetectierapport dat niet voldoende was gemotiveerd. Het College vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken opnieuw op het bezwaar van de landbouwer te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de minister het griffierecht aan de landbouwer moest vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regelgeving omtrent de ecologische aandachtsgebieden en de noodzaak voor de minister om zijn besluiten deugdelijk te motiveren, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van teledetectiegegevens.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] (landbouwer)

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. J. van Horsen)

Procesverloop

Met het besluit van 29 april 2022 heeft de minister het bedrag vastgesteld dat de landbouwer ontvangt aan basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2021 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling).
Met het besluit van 20 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de landbouwer gegrond verklaard. De minister heeft daarbij het besluit van 29 april 2022 herroepen en het bedrag aan basis- en vergroeningsbetaling gewijzigd vastgesteld.
De landbouwer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 24 oktober 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen en [naam 1] deelgenomen.

Overwegingen

1 Het College gaat uit van het volgende.
1.1
In de Gecombineerde opgave 2021 (GO) heeft de landbouwer verzocht om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling. Een van de vergroeningseisen is dat indien het bouwland van de landbouwer meer dan 15 hectare beslaat, 5% van het bouwland als ecologisch aandachtsgebied wordt ingezet. Om aan deze eis te voldoen heeft de landbouwer gekozen voor de Algemene lijst (Categorie 1) en wil zij het ecologisch aandachtsgebied inrichten met vanggewassen. Het gaat om perceel 1. De landbouwer heeft in haar GO aangegeven dat het perceel op 15 augustus 2021 is ingezaaid met gele mosterd.
1.2
Op 25 maart 2022 heeft de minister aan de landbouwer de resultaten van de verrichte teledetectiecontrole 2021 toegezonden. De daartoe opgemaakte rapportage dateert van
18 maart 2022 en bevat een infraroodfoto van 29 november 2021 [volgens de minister:
8 oktober 2021] en een luchtfoto van het betreffende perceel. Bij de uitleg van de infraroodfoto staat dat hoe roder het beeld in de rapportage is, hoe meer gewas er op het perceel staat en dat lichtblauwe en lichtgroene gebieden in de rapportage gebieden zijn waar geen gewassen staan.
1.3
Met het besluit van 29 april 2022 heeft de minister het bedrag voor de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling vastgesteld. Daarbij heeft de minister wat betreft de vergroeningsbetaling van de voor uitbetaling opgegeven oppervlakte van 25,83 ha slechts 12,92 ha in aanmerking genomen en de landbouwer een korting opgelegd, omdat de landbouwer niet voldoet aan alle vergroeningseisen. Meer in het bijzonder heeft de minister voor het betreffende perceel 1 een oppervlakte ecologisch aandachtsgebied van 0,00 ha geconstateerd.
2 De minister heeft met het bestreden besluit het besluit van 29 april 2022 herroepen en het bedrag aan basis- en vergroeningsbetaling gewijzigd vastgesteld. De minister heeft hierin uiteengezet dat voor het inzetten van vanggewas als ecologisch aandachtsgebied de voorwaarden gelden dat niet later dan 15 oktober mag worden ingezaaid en dat het vanggewas ten minste acht weken na de oogst van het hoofdgewas op het perceel aanwezig moet zijn (Bijlage 2 bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, voorwaarden 2 en 4 van de Uitvoeringsregeling). Bij de beoordeling van perceel 1 is de minister gebleken dat een gedeelte van de noord-, oost- en zuidzijde van dat perceel ten onrechte niet in aanmerking is genomen als ecologisch aandachtsgebied. Om die reden heeft de minister perceel 1 gesplitst in de percelen 1 en 13. Uit teledetectiebeelden van 2 september 2021, 21 september 2021 en
8 oktober 2021 volgt dat slechts die delen die zijn afgesplitst als perceel 13 in aanmerking komen als ecologisch aandachtsgebied, omdat alleen op die delen een zichtbaar vanggewas staat. De minister heeft wat betreft de vergroeningsbetaling vervolgens 21,08 ha in aanmerking genomen en de landbouwer een (lagere) korting opgelegd, omdat de landbouwer nog steeds niet voldoet aan alle vergroeningseisen. Meer in het bijzonder heeft de minister voor het betreffende perceel 1 een oppervlakte ecologisch aandachtsgebied van 0,00 ha geconstateerd en voor perceel 13 2,72 ha.
3 De landbouwer voert het volgende aan. Het vanggewas is op 15 augustus 2021 ingezaaid en is op 4 november 2021 en dus na ten minste acht weken ondergewerkt. Uit het beeldmateriaal van 29 oktober 2021 blijkt dat er ruim voldoende vanggewas op het perceel aanwezig is en ook dat er meer vanggewas aanwezig is dan op het beeld van 8 oktober 2021. Hiermee is volgens de landbouwer aan voorwaarde 4 van Bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling voldaan. Dat perceel 1, ondanks dat het volledig was ingezaaid met een vanggewas, niet volledig was bedekt is het gevolg van de droogte na het inzaaien.
4 Het College overweegt als volgt.
4.1
Op grond van artikel 43, eerste en tweede lid, van Verordening 1307/2013 [1] moet een landbouwer die recht heeft op een betaling in het kader van de basisbetalingsregeling klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht nemen, waaronder de aanwezigheid van een ecologisch aandachtsgebied op het landbouwareaal. Artikel 46, eerste lid, van Verordening 1307/2013 bepaalt - kort gezegd - dat, indien het bouwland van een bedrijf meer dan 15 hectare beslaat, de landbouwers ervoor zorgen dat een areaal dat ten minste 5% vertegenwoordigt van het bouwland van het bedrijf dat de landbouwer heeft aangegeven en, voor zover die gebieden als ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd door de lidstaat, ecologisch aandachtsgebied is.
4.2
Op grond van artikel 45, negende lid, eerste alinea, van Verordening 639/2014 [2] vallen onder arealen met vanggewassen - voor zover hier van belang - arealen die zijn aangelegd door een mengsel van gewassoorten te zaaien. De lidstaten stellen de lijst van de mengsels van gewassoorten die moeten worden gebruikt op, en stellen de periode vast, waarin de arealen met vanggewassen die zijn aangelegd door de inzaai van een mengsel van gewassoorten, aanwezig moeten zijn. Die periode mag niet korter zijn dan acht weken.
4.3
Uit artikel 2.17, eerste lid aanhef en onder d, van de Uitvoeringsregeling volgt dat als ecologisch aandachtsgebied wordt beschouwd areaal waarop combinaties van vanggewassen worden geteeld als bedoeld in bijlage 2, onder de voorwaarden die per categorie voor de desbetreffende soorten in deze bijlage zijn vermeld. De in die bijlage onder 2 en 4 genoemde voorwaarden zijn respectievelijk dat vanggewassen vóór 16 oktober van het jaar van aanvraag worden gezaaid en dat ze na de oogst van het hoofdgewas ten minste 8 weken op het perceel aanwezig zijn.
4.4
Artikel 17, vijfde lid, van Verordening 809/2014 [3] bepaalt dat de oppervlakte van elk landbouwperceel en, in voorkomend geval, het type, de omvang en de ligging van de ecologische aandachtsgebieden door de begunstigde ondubbelzinnig worden geïdentificeerd en opgegeven. Met betrekking tot de vergroeningsbetaling specificeert de begunstigde ook het gebruik van de aangegeven landbouwpercelen. Uit artikel 40, aanhef en onder a, van Verordening 809/2014 volgt dat, wanneer een lidstaat controles ter plaatse door middel van teledetectie verricht, de bevoegde autoriteit een foto-interpretatie van orthobeelden (satelliet- of luchtfotografie) verricht van alle landbouwpercelen per steunaanvraag en/of betalingsaanvraag die moeten worden gecontroleerd met het doel de soorten grondbedekking, en in voorkomend geval de soort gewas, te herkennen en de oppervlakte te meten.
4.5
Het College stelt vast dat de minister zijn besluitvorming heeft gebaseerd op de rapportage, alsook op de infraroodfoto’s van 2 september 2021, 21 september 2021 en
8 oktober 2021. Zoals het College eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld onder 6.2 van de uitspraak van 5 oktober 2021ECLI:NL:CBB:2021:916) mag de minister uitgaan van de bevindingen in een teledetectierapport, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid en volledigheid ervan. Op de door de landbouwer overgelegde infraroodfoto van 29 oktober 2021 is duidelijk te zien dat in ieder geval de noordzijde van perceel 1 (zoals vastgesteld nadat het is gesplitst) rood kleurt. Dit duidt er volgens de rapportage op dat er vanggewas aanwezig is. De minister heeft voor dit gedeelte van het perceel ten onrechte geconcludeerd dat de landbouwer niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor een ecologisch aandachtsgebied en heeft in zoverre de oppervlakte bij de berekening van de vergroeningsbetaling onjuist vastgesteld. Het bestreden besluit is dus in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet deugdelijk gemotiveerd.
5 Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Het College zal de minister opdragen binnen acht weken opnieuw op de bezwaren van de landbouwer te beslissen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
6 Er zijn geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Van het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand is hier geen sprake. De minister moet wel het door de landbouwer betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
Beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op om binnen acht weken opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de minister aan de landbouwer het in beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van
mr. M.Y. Douglas-Hamilton, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.
w.g. A. Venekamp w.g. M.Y. Douglas-Hamilton

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013).
2.Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 639/2014).
3.Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (Verordening 809/2014).