ECLI:NL:CBB:2023:709

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
21/1342 en 21/1343
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake tarieven van exportkeuringen van levend vee

Deze uitspraak betreft de beroepen van twee bedrijven tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij vergoedingen zijn geïnd ter dekking van de kosten van officiële controles van levend vee. De minister had eerder de bezwaren van de bedrijven tegen deze facturen ongegrond verklaard. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de bestreden besluiten niet standhouden en dat de bedrijven gedeeltelijk gelijk krijgen. Het College heeft vastgesteld dat de minister niet het vereiste inzicht heeft gegeven in de opbouw van de tarieven die hij in rekening brengt voor de controles. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van het College, waarin soortgelijke geschilpunten aan de orde waren.

Het College heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd. De minister is opgedragen om binnen dertig weken na de verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van de bedrijven. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikte om tot een oordeel te komen. De bedrijven zijn actief in de export van levend vee en vallen onder de retributiecategorie voor levende dieren, waarvoor specifieke NVWA-tarieven gelden. Het College heeft in deze uitspraak ook verwezen naar eerdere uitspraken en de samenhang met andere procedures, waarbij het belang van een duidelijke en transparante tariefstructuur is benadrukt.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/1342 en 21/1343
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] ,

[naam 2] B.V. te [plaats] ,

(gemachtigde: mr. K.J. Defares),
hierna gezamenlijk aangeduid als de bedrijven,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Samenvatting

1 Deze uitspraak gaat over facturen waarmee de minister bij de bedrijven vergoedingen heeft geïnd ter dekking van de kosten van officiële controles van levend vee (facturen). Met de besluiten van 14 oktober 2021 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de bedrijven tegen deze facturen ongegrond verklaard. In deze uitspraak beslist het College op de beroepen die de bedrijven hebben ingesteld tegen de bestreden besluiten. De bedrijven krijgen gedeeltelijk gelijk. De bestreden besluiten houden daarom geen stand. Hierna zal het College zijn oordeel motiveren en zijn beslissing geven.

Beoordeling

2 Het College doet deze uitspraak zonder zitting, omdat het over voldoende informatie beschikt om tot dit oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
3 De bedrijven exploiteren bedrijven die zich bezighouden met de export van levend vee. Zij vallen volgens de door de minister en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gebruikte retributiesystematiek onder de retributiecategorie levende dieren. Ter dekking van kosten van controles van levend vee door dierenartsen en practitioners die werkzaam zijn bij de NVWA inde de minister vergoedingen bij de bedrijven op grond van artikel 27, eerste en vierde lid, aanhef en onder a, en bijlage VI, punten 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (Verordening 882/2004) en de Regeling NVWA-tarieven.
4 De facturen zijn eerder in beroep bij het College aan de orde geweest, nadat de minister de daartegen door de bedrijven gemaakte bezwaren ongegrond had verklaard. Daarover gaat de uitspraak van het College van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:709), die ook met toepassing van artikel 8:54 van de Awb is gedaan. Daarin heeft het College vastgesteld dat de geschilpunten identiek zijn aan de geschilpunten die zijn beoordeeld in de uitspraak van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:707) en geoordeeld dat al wat daarover in die uitspraak is overwogen wordt overgenomen. Dat oordeel houdt - kort gezegd - in dat de minister ten onrechte niet het vereiste inzicht heeft gegeven in de opbouw van de tarieven die hij in rekening brengt voor de controles. Het College heeft daarom de beroepen tegen de betreffende besluiten op bezwaar gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de bezwaren moet nemen binnen de daarvoor gestelde termijn. Naar aanleiding hiervan heeft de minister met de bestreden besluiten van 14 oktober 2021 opnieuw beslist op de bezwaren van de bedrijven.
5 Het gecombineerde beroepschrift van de bedrijven in deze zaken komt overeen met het gecombineerde beroepschrift dat vier andere bedrijven eerder hebben ingediend tegen de besluiten van de minister van 20 april 2021. Die besluiten heeft de minister genomen ter uitvoering van de hiervoor genoemde uitspraak van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:707). Daarin heeft het College de minister opgedragen om nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van deze vier bedrijven tegen daarin aan de orde zijn facturen vanwege dezelfde hiervoor in 4 genoemde tekortkoming van de minister.
6 Op 25 januari 2022 heeft het College een regiezitting gehouden over de behandeling van de beroepen die hier aan de orde zijn, de beroepen tegen de in 5 genoemde besluiten van 20 april 2021 en nog een aantal andere beroepen waarin dezelfde materie aan de orde is. Het doel van deze regiezitting was onder andere om wat betreft al deze procedures tot een eventuele afbakening te komen van zaken die inhoudelijk op een zitting zouden moeten worden behandeld en die waarvoor dat mogelijk niet nodig zou zijn. Partijen zijn tijdens deze zitting overeengekomen dat de beroepen tegen de besluiten van 20 april 2021 inhoudelijk op een zitting worden behandeld en dat de beroepen van de bedrijven in beginsel niet op een zitting, maar met toepassing van artikel 8:54 van de Awb of artikel 8:57 van de Awb zonder zitting worden afgedaan. Voor partijen speelde daarbij mee dat de besluiten van 20 april 2021 van eerdere datum zijn dan de bestreden besluiten en daarop dus voorlopen. Het College heeft deze afspraak in de afsprakenbrief van 3 februari 2022 vastgelegd en partijen in de gelegenheid gesteld het College te wijzen op eventuele onvolkomenheden in de weergave van de gemaakte afspraken. Partijen hebben in hun reacties op de afsprakenbrief geen opmerkingen gemaakt over de weergave van deze afspraak. Het College heeft de beroepen tegen de besluiten van 20 april 2021 op 5 december 2022 en 7 december 2022 op zitting behandeld. Bij uitspraak van 26 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:473) heeft het College beslist op deze beroepen. In die uitspraak heeft het College de beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 20 april 2021 vernietigd en bepaald dat de minister binnen dertig weken na de dag van verzending van de uitspraak nieuwe besluiten moet nemen op de bezwaren.
7 Het College heeft geconstateerd dat deze zaken gaan over de tarieven in verband met officiële controles van levend vee in het kader van de export van de dieren en niet over de tarieven voor officiële controles in slachthuizen, ook wel vleeskeuringen genoemd. Dit betekent dat de bedrijven vallen onder dezelfde retributiecategorie die aan de orde was in de uitspraak van 26 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:472). Voor deze retributiecategorie zijn alleen de NVWA-tarieven van toepassing en blijven de KDS-tarieven buiten beschouwing. Voor zover de beroepsgronden specifiek betrekking zouden hebben op deze retributiecategorie en samenvallen met die welke aan de orde waren in de uitspraak van het College van 26 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:472), heeft het College in die uitspraak daarover al een oordeel gegeven en neemt het College wat daarover is overwogen hier over. Voor zover de beroepsgronden geen onderscheid maken tussen de retributiecategorie voor levende dieren en die voor Erkende bedrijven, Erkende bedrijven Nationaal Plan Residuen en Overig: certificering op afstand (categorie Erkende bedrijven), waaronder slachthuizen vallen, omdat daartussen geen voor de beoordeling relevante verschillen bestaan, overweegt het College dat de geschilpunten in deze zaken identiek zijn aan de geschilpunten in de zaken waarin het College wat betreft de categorie Erkende bedrijven op 26 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:473) uitspraak heeft gedaan. Het College neemt al wat daarover is overwogen in die uitspraak hier in deze uitspraak over, met uitzondering van die onderdelen van de uitspraak die over KDS gaan (10.9 t/m 10.18 en 11.14 t/m 11.22 en 12 voor zover dat onderdeel over KDS gaat). Dit houdt in dat de door de minister gebruikte retributiesystematiek voor de NVWA-tarieven aanvaardbaar is, maar dat de minister bij de bedrijven ten onrechte een aantal kosten heeft doorberekend in de bij hen in rekening gebrachte vergoeding voor de uitvoering van de officiële controles door de NVWA.

Conclusie

8 Dit leidt ertoe dat het College aanleiding ziet om de beroepen in deze zaken kennelijk gegrond te verklaren, de hierin bestreden besluiten te vernietigen en te bepalen dat de minister nieuwe besluiten op bezwaar dient te nemen, met inachtneming van de hiervoor in 7 bedoelde overwegingen. Het College stelt de termijn voor het nemen van de nieuwe besluiten op bezwaar vast op dertig weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
9 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.

Proceskosten

10 Bij uitspraak van heden in de procedures 21/1331 tot en met 21/1341 en 21/1344 tot en met 21/1359 (ECLI:NL:CBB:2023:687) heeft het College geoordeeld dat de beroepen van de bedrijven en de beroepen van de slachthuizen in de zaken 21/1331 tot en met 21/1341, 21/1344 tot en met 21/1359, 22/1336 en 22/1337 zijn aan te merken als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten in beroep daarom als één zaak als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Bpb beschouwd. Omdat de kosten voor de aan al deze bedrijven beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met de behandeling van het beroep al voor vergoeding in aanmerking zijn gebracht in de procedure 21/1331 tot en met 21/1341 en 21/1344 tot en met 21/1359, komen deze kosten in de onderhavige procedures niet nogmaals voor vergoeding in aanmerking.
11 De minister dient eveneens het door ieder van de bedrijven betaalde griffierecht per bedrijf te vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de minister op binnen dertig weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 360,- aan ieder van de bedrijven te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. C.D.V. Efstratiades
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.