ECLI:NL:CBB:2023:711

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
22/2061
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor het eerste kwartaal van 2022 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een ondernemer die een subsidieaanvraag had ingediend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De ondernemer had zijn aanvraag voor het eerste kwartaal van 2022 te laat ingediend, terwijl de uiterste datum voor indiening 31 maart 2022 was. De minister had de aanvraag afgewezen met een afwijzingsbesluit op 27 juni 2022, en het bezwaar van de ondernemer werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 29 augustus 2022.

De ondernemer stelde dat hij geen kennis had genomen van de openstelling van de subsidieperiode omdat hij geen servicebericht had ontvangen van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland (RVO). Hij meende dat de minister niet aan zijn zorgplicht had voldaan door de communicatie over de subsidieperiode niet adequaat in te richten. De minister daarentegen stelde dat de aanvraag terecht was afgewezen, aangezien de aanvraagperiode duidelijk was aangegeven en de ondernemer zelf verantwoordelijk was voor het indienen van de aanvraag binnen de gestelde termijn.

Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen. De wetgeving is duidelijk over de indieningstermijnen en de ondernemer had zich moeten vergewissen van de deadlines. De afwijzing was niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de ondernemer niet had aangetoond dat hij zich had aangemeld voor een servicebericht. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2061

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2] ,te [plaats] (de ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat,

(gemachtigden: mr. S.R. Hu en mr. P. van Veen).

Procesverloop

Met het besluit van 27 juni 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 afgewezen.
Met het besluit van 29 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 20 november 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de ondernemer en haar echtgenoot [naam 3] en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Wettelijk kader
1 Het toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.6.7, eerste lid, van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor het eerste kwartaal van 2022 uiterlijk op 31 maart 2022 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. Wel heeft de minister voor ondernemers, die te laat waren met hun aanvraag, de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Als de minister de termijnoverschrijding verschoonbaar vond, dan werd het digitale aanvraagsysteem voor de desbetreffende ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de ondernemer
3 De ondernemer erkent dat zij de aanvraag om een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2022 te laat heeft ingediend. De ondernemer was ervan uitgegaan dat zij ook voor deze subsidieperiode een e-mail of brief van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland (RVO) zou krijgen over de openstelling van de TVL. Dit is echter niet gebeurd. Doordat de ondernemer geen bericht van RVO heeft ontvangen was zij er niet op bedacht dat de aanvraagperiode voor het eerste kwartaal van 2022 afliep, met als gevolg dat de aanvraag te laat is ingediend. De ondernemer stelt dat de minister niet aan zijn zorgplicht voor niet-professionele aanvragers heeft voldaan door de communicatie over deze subsidieperiode anders in te richten. Om die reden meent de ondernemer dat zij alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om een nieuwe aanvraag voor een TVL-subsidie voor deze subsidieperiode in te dienen.
Standpunt van de minister
4 De minister stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen. Uit de regelgeving volgt duidelijk wanneer de aanvraagperiode is begonnen en geëindigd. De uiterlijke datum voor het indienen van een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2022 was ook (makkelijk) vindbaar en toegankelijk voor de ondernemer op de website van de RVO. Deze website is met de nodige zorg vormgegeven. Verder mag van een ondernemer worden verwacht dat die op de hoogte is van de regelgeving. Er is geen sprake geweest van inconsistente of tegenstrijdige communicatie. De communicatie is volgens de minister op dezelfde manier verlopen als bij eerdere openstellingen van de TVL. Daarbij wijst de minister erop dat de ondernemer zich op de website (ook) kon aanmelden voor een geautomatiseerd verstuurde herinnering. Op de zitting heeft de minister hieraan toegevoegd dat de ondernemers zich voor elke subsidieperiode opnieuw moest aanmelden voor dit servicebericht.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.6.7, eerste lid, van de TVL volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht en de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is) bieden geen grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van deze uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Uit de TVL blijkt duidelijk wanneer de aanvraagperiode begint en eindigt. Van een ondernemer mag worden verwacht dat die in de gaten houdt wanneer de aanvraag voor een TVL-subsidie voor een nieuwe subsidieperiode moet worden ingediend. Dat de ondernemer – anders dan in voorafgaande subsidieperioden – niet door middel van een servicebericht van RVO op de hoogte is gebracht over de openstelling van de TVL voor het eerste kwartaal van 2022, maakt niet dat de minister moet afwijken van de dwingendrechtelijke afwijzingsgrond. De minister heeft op de zitting toegelicht dat hij vooraf niet weet of ondernemers voor een volgende subsidieperiode opnieuw een TVL-aanvraag willen doen. De geautomatiseerd verstuurde herinnering wordt daarom alleen verstuurd aan ondernemers die zich daarvoor hebben aangemeld via het op de website van RVO gepubliceerde aanvraagformulier. Dit formulier moet voor elke nieuwe subsidieperiode (opnieuw) worden ingevuld. De ondernemer kan zich niet herinneren of zij zich hiervoor heeft aangemeld (of dat zij dit bij eerdere subsidieperiode heeft gedaan). Ook als de ondernemer zich niet heeft aangemeld, betekent dat niet dat zij niet hoefde te weten wanneer zij uiterlijk een TVL-subsidie moest aanvragen. De gevolgen van de te late indiening maken het besluit onder deze omstandigheden niet onevenredig, die komen voor rekening van de ondernemer.
6 De minister heeft de subsidie op grond van de TVL voor het eerste kwartaal van 2022 dan ook terecht afgewezen.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. J.H. de Wildt w.g. C.E.C.M. van Roosmalen

BIJLAGE

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 2.6.5 (afwijzingsgronden)
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
(…)
Artikel 2.6.7 (aanvraagperiode)
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 28 februari 2022 tot en met
31 maart 2022.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.