ECLI:NL:CBB:2023:752

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
22/2120
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling omzet door minister op basis van aangifte omzetbelasting

Op 18 december 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2120. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen de vaststelling van de omzet door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had de omzet vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting, waar de onderneming het niet mee eens was. De onderneming stelde dat de omzet zou moeten worden bepaald aan de hand van haar boekhoudkundige omzet, omdat de aangifte onder andere gebaseerd was op uitgestelde trainingen en interne verkopen aan de Holding.

Het College heeft geoordeeld dat de minister de omzet op de juiste wijze heeft vastgesteld. Het College oordeelde dat de aangifte omzetbelasting een legitieme basis vormt voor de omzetbepaling en dat de minister de TVL-regeling correct heeft toegepast. De onderneming had aangevoerd dat de lagere vaststelling van de TVL-subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 onevenredig was, maar het College oordeelde dat dit niet het geval was. De uitspraak bevestigt dat de omzet in de zin van de TVL niet gelijk is aan de boekhoudkundige omzet van de onderneming.

De beslissing van het College is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, waarmee de vaststelling van de omzet door de minister in stand blijft.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2120

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van18 december 2023

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans
Griffier: mr. A. Verhoeven

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] , de onderneming, waarvoor aanwezig is [naam 2]
en
de
minister van Economische Zaken en Klimaat, waarvoor aanwezig zijn mr. L. Achalhi en W. Dam.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Deze zaak draait om de vaststelling van de omzet van de onderneming. Die heeft de minister vastgesteld aan de hand van de aangifte omzetbelasting. De onderneming is het hier niet mee eens. Zij vindt dat moet worden gekeken naar haar boekhoudkundige omzet. De omzet in de aangifte is namelijk onder meer gebaseerd op trainingen die zijn uitgesteld en activa die intern zijn verkocht aan de Holding waaronder de onderneming valt.
2. Het College oordeelt dat de minister de omzet op de juiste manier heeft bepaald, door te kijken naar de aangifte omzetbelasting. Dit uitgangspunt acht het College ook niet onrechtmatig. Uit jurisprudentie van het College volgt dat vooruitbetaalde trainingen en interne doorbelasting van activa, zoals opgenomen in de aangifte omzetbelasting van de onderneming, wordt gezien als omzet. Omzet in de zin van de TVL is niet hetzelfde als de boekhoudkundige omzet van de onderneming. De minister heeft de TVL-regeling gevolgd. Dat als gevolg daarvan de TVL-subsidie van de onderneming voor Q4 2020 lager is vastgesteld, maakt het besluit nog niet onevenredig.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A. Verhoeven