ECLI:NL:CBB:2023:86
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van een invorderingsbesluit in het kader van taxivervoer zonder vergunning
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een herzieningsprocedure betreffende een invorderingsbesluit. Appellant, die taxivervoer zonder vergunning heeft aangeboden, verzocht om herziening van het invorderingsbesluit omdat de officier van justitie had afgezien van verdere vervolging wegens onvoldoende bewijs. Het College oordeelde dat het sepot van de officier van justitie niet automatisch betekent dat het invorderingsbesluit herzien moet worden. De bestuursrechtelijke bewijsregels zijn minder streng dan de strafrechtelijke, en het College concludeerde dat de overtreding van de Wet personenvervoer 2000 door appellant vaststond. De eerdere besluiten van de minister van Infrastructuur en Waterstaat werden bevestigd, en het beroep van appellant werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het verschil in bewijsvoering tussen bestuursrecht en strafrecht, en de onschuldpresumptie die geldt in strafzaken werd niet van toepassing geacht in deze bestuursrechtelijke procedure.