ECLI:NL:CBB:2023:98

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/964
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19

In deze zaak heeft [naam 1] B.V. beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarin de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 op € 0 is vastgesteld. Het vaststellingsbesluit dateert van 19 oktober 2021, en de bezwaartermijn liep tot 30 november 2021. [naam 1] heeft echter pas op 16 december 2021 bezwaar gemaakt, wat de minister niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft [naam 1] aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de post naar haar oude adres was gestuurd en niet was doorgezonden. De minister heeft echter betoogd dat het de verantwoordelijkheid van [naam 1] was om tijdig bezwaar te maken en dat de digitale berichtgeving niet was gemist. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de bezwaartermijn strikt is en dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Het College heeft het beroep ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van griffier J.P.A. Schaafsma, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/964

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. R.H. Lussenburg),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: drs. E.S.M. Slot en mr. H.G.M. Wammes).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2021 (het vaststellingsbesluit) heeft de minister de subsidie van [naam 1] op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 vastgesteld op € 0.
Bij besluit van 12 april 2022 (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023.
Namens [naam 1] is [naam 2] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Niet in geschil staat dat [naam 1] te laat bezwaar heeft gemaakt. Het vaststellingsbesluit is genomen op 19 oktober 2021. Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de bezwaartermijn zes weken bedraagt. De bezwaartermijn liep daarom tot
30 november 2021. Op 16 december 2021 heeft [naam 1] bezwaar gemaakt. Als een bezwaarschrift na de termijn is ingediend, kan de overschrijding van de termijn onder bepaalde omstandigheden verschoonbaar zijn op grond van artikel 6:11 van de Awb.
3. [naam 1] voert aan dat het onrechtvaardig is dat haar bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Zij heeft weliswaar te laat bezwaar gemaakt, maar vindt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de post van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) haar niet heeft bereikt. Dit lag aan het feit dat de post naar haar oude postadres werd gestuurd en de nieuwe bewoner de post niet door heeft gestuurd naar [naam 1] . Ook had de notaris door een miscommunicatie het nieuwe adres van [naam 1] verkeerd doorgegeven. Al met al doet [naam 1] een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hij ziet daar geen reden toe en stelt dat het de eigen verantwoordelijkheid van [naam 1] was om op tijd bezwaar te maken. De berichtgeving verliep digitaal, en dat [naam 1] de berichten had gemist komt voor haar eigen rekening.
5. Het College oordeelt als volgt. De bezwaartermijn is strikt. Het College stelt vast dat deze overschreden is, dat staat niet ter discussie. In eerdere uitspraken is al geoordeeld dat het voldoen aan de termijnen binnen de risicosfeer van een ondernemer ligt. Daargelaten dat het verzorgen van juiste adresgegevens bij RVO valt onder de verantwoordelijkheid van de ondernemer, is het besluit digitaal aan [naam 1] verzonden, zodat de aangegeven reden voor verschoonbaarheid, namelijk dat de fysieke post niet is aangekomen, geen doel kan treffen. Er zijn in deze zaak dan ook geen redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van J.P.A. Schaafsma, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. J.P.A. Schaafsma