In deze zaak heeft [naam 1] B.V. beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarin de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 op € 0 is vastgesteld. Het vaststellingsbesluit dateert van 19 oktober 2021, en de bezwaartermijn liep tot 30 november 2021. [naam 1] heeft echter pas op 16 december 2021 bezwaar gemaakt, wat de minister niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft [naam 1] aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de post naar haar oude adres was gestuurd en niet was doorgezonden. De minister heeft echter betoogd dat het de verantwoordelijkheid van [naam 1] was om tijdig bezwaar te maken en dat de digitale berichtgeving niet was gemist. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de bezwaartermijn strikt is en dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Het College heeft het beroep ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van griffier J.P.A. Schaafsma, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.