ECLI:NL:CBB:2024:104

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
21/561
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om afscherming van gegevens van uiteindelijk belanghebbenden

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van de Kamer van Koophandel (KvK) om gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden af te schermen. Het verzoek om afscherming werd ingediend door mr. R.P. Kaarsemaker, de gemachtigde van [naam 1]. De KvK had eerder op 23 oktober 2020 het verzoek afgewezen, en dit besluit werd in een bestreden besluit van 31 maart 2021 gehandhaafd. De KvK stelde dat de uiteindelijk belanghebbenden niet onder de uitzonderingen voor afscherming vallen zoals geregeld in de Handelsregisterwet 2007.

[naam 1] voerde aan dat de verplichting tot inschrijving van uiteindelijk belanghebbenden in strijd is met de artikelen 7 en 8 van het EU Handvest. De KvK had volgens [naam 1] onvoldoende gemotiveerd waarom de gegevens niet afgeschermd konden worden. Tijdens de zitting op 15 december 2023 werd duidelijk dat [naam 1] geen bezwaar had tegen de opname van de gegevens in het handelsregister, maar wel tegen de toegang voor personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen, omdat dit te vaag zou zijn.

Het College oordeelde dat [naam 1] geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat de gegevens momenteel niet openbaar toegankelijk zijn voor derden. Hierdoor had het beroep geen feitelijke betekenis voor [naam 1]. Het College verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling plaatsvond en dat de KvK geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/561

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V. (voorheen [naam 2] B.V.),
handelend onder de naam [naam 3],
te [plaats]
(gemachtigde: mr. R.P. Kaarsemaker)
en

Kamer van Koophandel (de KvK)

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende)

Procesverloop

Met het besluit van 23 oktober 2020 (afwijzingsbesluit) heeft de KvK het verzoek van Kaarsemaker, als bestuurder van [naam 1] , om afscherming van gegevens als bedoeld in artikel 15a, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007 (Hrw) afgewezen.
Met het besluit van 31 maart 2021 (bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar tegen het afwijzingsbesluit ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De KvK heeft een verweerschrift ingediend.
[naam 1] en de KvK hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven over het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) van 22 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:912).
De KvK heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 december 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigde van [naam 1] en de gemachtigde van de KvK deelgenomen.

Overwegingen

1.1
Kaarsemaker heeft op 7 oktober 2020 de KvK verzocht om afscherming van gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden (ook wel UBO) van [naam 1] . Deze gegevens zijn inmiddels in het handelsregister opgenomen.
1.2
Met het bestreden besluit heeft de KvK de afwijzing van het verzoek gehandhaafd, omdat de uiteindelijk belanghebbenden niet vallen onder de in artikel 51b, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb) geregelde gevallen waarin afscherming van gegevens mogelijk is.
2 [naam 1] voert samengevat weergegeven het volgende aan. De verplichting tot inschrijving van uiteindelijk belanghebbenden in het handelsregister is in strijd met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (EU Handvest). In het verlengde hiervan zijn de artikelen 15a, tweede lid, en 21 van de Hrw in strijd met de artikelen 7 en 8, in samenhang met artikel 52, van het EU Handvest. Daarom moeten de gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden afgeschermd worden tegen inzage door een ieder. De KvK had in verband met de beoordeling van het verzoek om afscherming moeten toetsen of de artikelen 15a, tweede lid, en 21 van de Hrw in strijd zijn met de artikelen 7 en 8, in samenhang met artikel 52, van het EU Handvest. De KvK heeft, door deze toets niet te verrichten, de afwijzing van het verzoek onvoldoende gemotiveerd.
[naam 1] heeft op de zitting verduidelijkt dat zij geen bezwaar heeft tegen de opname van de gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden in het handelsregister. Zij is het alleen niet eens met de omstandigheid dat personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen toegang zullen krijgen tot de gegevens, omdat het criterium legitiem belang te vaag is. Gegevens zullen zo alsnog op straat belanden. Om dat te voorkomen moeten de gegevens van haar uiteindelijk belanghebbenden afgeschermd worden.
3 Het Hof van Justitie heeft in het hiervoor genoemde arrest de met Richtlijn 2018/843 [1] doorgevoerde wijziging in artikel 30, vijfde lid, onder c, van Richtlijn 2015/849 [2] inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering ongeldig verklaard in het licht van de artikelen 7 en 8 van het EU Handvest. Die wijziging hield in dat de lidstaten ervoor moesten zorgen dat de informatie over de uiteindelijk belanghebbenden voor elk lid van de bevolking toegankelijk was. Het arrest heeft tot gevolg dat teruggevallen wordt op de oude versie van artikel 30, vijfde lid, onder c, van Richtlijn 2015/849. Daarin is bepaald dat lidstaten ervoor moeten zorgdragen dat alleen personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen toegang hebben tot de informatie over uiteindelijk belanghebbenden. Dit volgt bovendien ook expliciet uit de review van 5 december 2022 van het Hof van Justitie over het arrest. [3]
4.1
De KvK heeft direct nadat het Hof van Justitie het arrest had gewezen de informatieverstrekking over uiteindelijk belanghebbenden stopgezet. [4]
4.2
De minister van Financiën heeft in de brief van 20 januari 2023 in verband met het hiervoor genoemde arrest meegedeeld dat artikel 21 van de Hrw zal worden gewijzigd, zodat de nationale wetgeving op het punt van de toegang tot de gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden weer in overeenstemming wordt gebracht met Richtlijn 2015/849. [5] Dit betekent dat de toegang tot die gegevens in het handelsregister zal worden beperkt tot de bevoegde autoriteiten, de Financiële inlichtingen eenheid, de meldingsplichtige instellingen en alle personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen.
5.1
Het College beoordeelt ambtshalve of [naam 1] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep (procesbelang). Indien een procesbelang ontbreekt, is het beroep niet-ontvankelijk. Het College beantwoordt die vraag ontkennend. Hieronder legt het College uit waarom.
5.2
Voor de beoordeling of er procesbelang bestaat is van belang welk resultaat [naam 1] met het beroep nastreeft. Wat [naam 1] met het beroep wil bereiken moet zij daarmee ook daadwerkelijk kunnen bereiken en dat resultaat moet voor haar feitelijke betekenis hebben en niet alleen hypothetische. Een formeel of principieel belang alleen is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. De KvK heeft de informatieverstrekking in afwachting van de wijziging van de Hrw stopgezet en verstrekt alleen informatie aan de bevoegde autoriteiten, de Financiële inlichtingen eenheid en de meldingsplichtige instellingen. Op de zitting heeft [naam 1] bevestigd dat zij het ermee eens is dat deze instellingen toegang hebben tot de in het handelsregister opgenomen gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden. Aangezien de gegevens voor andere personen en organisaties op dit moment in het geheel niet openbaar toegankelijk zijn en er ten aanzien van hen dus niets hoeft te worden afgeschermd, heeft dat wat [naam 1] in beroep beoogt te bereiken voor haar geen feitelijke betekenis. Dit betekent dat zij geen concreet en actueel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
6 Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het College niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De KvK hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. H.S.J. Albers en mr. F.J. van Ommeren, in aanwezigheid van mr. H. Caglayankaya, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
w.g. A. Venekamp w.g. H. Caglayankaya

Voetnoten

1.Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
2.Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
3.https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/01/20/review-ecj
4.Zie de brief van de minister van Financiën van 22 november 2022, Kamerstukken II, 2022/23, 31 477, nr. 84.
5.Kamerstukken II, 2022/23, 31 477, nr. 85.