Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen
handelend onder de naam [naam 3],
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van de Kamer van Koophandel (KvK) om gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden af te schermen. Het verzoek om afscherming werd ingediend door mr. R.P. Kaarsemaker, de gemachtigde van [naam 1]. De KvK had eerder op 23 oktober 2020 het verzoek afgewezen, en dit besluit werd in een bestreden besluit van 31 maart 2021 gehandhaafd. De KvK stelde dat de uiteindelijk belanghebbenden niet onder de uitzonderingen voor afscherming vallen zoals geregeld in de Handelsregisterwet 2007.
[naam 1] voerde aan dat de verplichting tot inschrijving van uiteindelijk belanghebbenden in strijd is met de artikelen 7 en 8 van het EU Handvest. De KvK had volgens [naam 1] onvoldoende gemotiveerd waarom de gegevens niet afgeschermd konden worden. Tijdens de zitting op 15 december 2023 werd duidelijk dat [naam 1] geen bezwaar had tegen de opname van de gegevens in het handelsregister, maar wel tegen de toegang voor personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen, omdat dit te vaag zou zijn.
Het College oordeelde dat [naam 1] geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat de gegevens momenteel niet openbaar toegankelijk zijn voor derden. Hierdoor had het beroep geen feitelijke betekenis voor [naam 1]. Het College verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling plaatsvond en dat de KvK geen proceskosten hoefde te vergoeden.