ECLI:NL:CBB:2024:328

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
22/1803
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar pelsdierhouderij op grond van Wet verbod pelsdierhouderij

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een pelsdierhouderij tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had op 29 maart 2022 een vaststellingsbesluit genomen met betrekking tot nadeelcompensatie voor de pelsdierhouderij op basis van de Wet verbod pelsdierhouderij. De pelsdierhouderij stelde dat zij het notificatiebericht van dit besluit niet had ontvangen, waardoor zij te laat bezwaar had ingediend. Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de pelsdierhouderij op de hoogte was van de digitale communicatie en had ingestemd met de voorwaarden van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De bezwaartermijn eindigde op 10 mei 2022, maar het bezwaar werd pas op 25 en 30 mei 2022 ontvangen, wat buiten de termijn viel. Het College concludeerde dat de minister het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat er geen reden was om aan te nemen dat de pelsdierhouderij het besluit niet had ontvangen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1803
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] , de pelsdierhouderij

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat,

(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Procesverloop

Met het besluit van 29 maart 2022 (vaststellingsbesluit) heeft de minister de nadeelcompensatie van de pelsdierhouderij op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij
en de Beleidsregel compensatie vervroegde beëindiging pelsdierhouderij (beleidsregel) vastgesteld.
Met het besluit van 10 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de pelsdierhouderij tegen het vaststellingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard.
De pelsdierhouderij heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het College doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak.
2 De minister heeft aan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van de pelsdierhouderij ten grondslag gelegd dat de pelsdierhouderij te laat bezwaar heeft gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
3 De pelsdierhouderij voert aan dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Op het moment dat zij zich ervan bewust werd dat er nieuwe besluitvorming was waartegen zij bezwaar kon maken, heeft zij bezwaar gemaakt. De pelsdierhouderij wijst op haar brief van 15 juni 2021 waarmee zij al bezwaar heeft willen maken tegen de uitgangspunten van de beleidsregel. De pelsdierhouderij voert aan dat zij het vaststellingsbesluit niet per post heeft ontvangen, maar dat de minister dit alleen in Mijn RVO heeft geplaatst. De pelsdierhouderij stelt dat zij, voor zover haar bekend, geen notificatie van de plaatsing heeft gehad. Volgens de pelsdierhouderij is het vaststellingsbesluit dan ook niet op de juiste wijze bekend gemaakt. De bezwaartermijn is dus niet gaan lopen en haar bezwaarschrift is tijdig ingediend. Subsidiair meent de pelsdierhouderij dat als haar bezwaar niet tijdig is ingediend de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4 Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt, in samenhang met artikel 6:7 van de Awb, dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar.
5 Het College stelt vast dat de pelsdierhouderij op het aanvraagformulier dat zij op
15 juli 2021 heeft ondertekend en ingediend, heeft verklaard dat zij weet dat de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) berichten over haar aanvraag op haar website plaatst onder “Mijn zaken”, haar een e-mail stuurt als er iets voor haar klaarstaat over haar aanvraag (notificatiebericht) en dat zij voldoende bereikbaar is via de door haar opgegeven emailadressen. De pelsdierhouderij heeft dus bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. Niet in geschil is dat de RVO, die onder de minister valt, het vaststellingsbesluit heeft geplaatst op Mijn RVO. Daaruit volgt dat de minister het besluit op de voorgeschreven wijze, met toepassing van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb, heeft bekendgemaakt. Het College heeft geen redenen om aan te nemen dat de pelsdierhouderij het besluit niet heeft ontvangen. Dat is ook niet gesteld. Een notificatiebericht is niet vereist voor een rechtsgeldige ontvangst (maar wel voor de beoordeling van de verschoonbaarheid, hierna onder 7). Het besluit is dus op juiste wijze bekendgemaakt. De termijn voor het maken van bezwaar is door deze bekendmaking aangevangen.
6 De bezwaartermijn eindigde op 10 mei 2022. Het door de pelsdierhouderij ingediende bezwaar is door de minister op 25 mei 2022 per e-mail en op 30 mei 2022 per post ontvangen. Dit betekent dat het bezwaarschrift in beide gevallen niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken is ingediend.
7
De pelsdierhouderij is op 1 april 2022 via een notificatiemail, die is verstuurd naar één van de twee door haar op het aanvraagformulier ingevulde e-mailadressen, op de hoogte gesteld van het feit dat er een bericht over haar aanvraag klaar stond. De minister heeft daarvan een afschrift overgelegd. Daar heeft de pelsdierhouderij niets meer tegenover gesteld. Het College gaat er daarom van uit dat deze notificatiemail in goede orde is ontvangen. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat de pelsdierhouderij niet op tijd bezwaar had kunnen maken. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat de minister de notificatiemail had moeten verzenden naar alle door de pelsdierhouderij op het aanvraagformulier ingevulde
e-mailadressen. Er zijn verder geen feiten en omstandigheden die reden kunnen zijn om nietontvankelijkverklaring achterwege te laten.
8 De minister heeft het bezwaar van de pelsdierhouderij daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
9 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. I.S. Post, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
w.g. J.L. Verbeek w.g. I.S. Post
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.