ECLI:NL:CBB:2024:358

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
23/119
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van omzetverlies en subsidie op basis van COVID-19 regeling

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep van C.V.V. [naam 1] tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De vereniging betoogde dat de minister bij de vaststelling van het omzetverlies ten onrechte de opbrengsten uit contributiegelden, sponsorgelden en de verhuur van terreinen had meegenomen, omdat deze vooruit gefactureerd zijn en niet uitsluitend betrekking hebben op het vierde kwartaal van 2021. Het College oordeelde echter dat de minister terecht is uitgegaan van de administratie van de vereniging, waarin deze posten zijn opgenomen. Op basis van deze administratie concludeerde de minister dat er geen sprake was van een omzetverlies van ten minste 20%, waardoor de subsidie op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021 terecht op nihil was vastgesteld.

Tijdens de zitting heeft de minister ook aangegeven dat, zelfs als de omzet in de referentieperiode anders zou worden bekeken door bedragen over meerdere kwartalen te verdelen, het omzetverlies nog steeds niet 20% zou bedragen. Het College heeft het beroep van de vereniging ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de minister werd bevestigd. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met mr. B. Bastein als rechter en mr. A.M. Slierendrecht als griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/119
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. A.M. Slierendrecht

Partijen

C.V.V. [naam 1], te [plaats] , (de vereniging), waarvoor aanwezig is [naam 2]
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. S. Piron en W. Dam

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De vereniging betoogt dat de minister bij de vaststelling van het omzetverlies de opbrengsten uit contributiegelden, sponsorgelden en de verhuur van terreinen niet had mogen meenemen omdat die vooruit worden gefactureerd en dus niet uitsluitend betrekking hebben op Q4 van 2021. Dit betoog slaagt niet. De minister is terecht uitgegaan van de administratie van de vereniging, waar deze posten in opgenomen zijn. Op basis daarvan heeft de minister geconcludeerd dat er geen sprake is van een omzetverlies van ten minste 20% en de subsidie op grond van de TVL voor Q4 van 2021 terecht vastgesteld op nihil.
2 De minister heeft ter zitting terecht erop gewezen dat het omzetverlies ook geen 20% zou bedragen als anders wordt gekeken naar de omzet in de referentieperiode door de bedragen over meerdere kwartalen te verdelen.
w.g. B. Bastein w.g. A.M. Slierendrecht