Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaken tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] (de vennootschap)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 januari 2024, wordt de afwijzing van pro-forma-aanvragen voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat beoordeeld. De vennootschap had aanvragen ingediend voor subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 en het derde en vierde kwartaal van 2021, maar deze aanvragen zijn afgewezen omdat ze niet tijdig zijn ingediend. De minister heeft de aanvragen als pro-forma aangemerkt en verklaard dat de vennootschap niet aan de vereisten voldeed, aangezien de aanvragen buiten de daarvoor geldende perioden zijn ingediend.
De vennootschap stelde dat zij in goed vertrouwen had gehandeld en dat de informatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) misleidend was. De minister hield echter vast aan zijn standpunt dat de vennootschap geen recht had op subsidie omdat de aanvragen niet tijdig waren ingediend. Het College oordeelde dat de vennootschap zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvragen en dat de minister niet in strijd met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel had gehandeld. De vennootschap had geen bewijs geleverd dat het voor haar onmogelijk was om tijdig de aanvragen in te dienen.
Het College concludeerde dat de minister de aanvragen terecht had afgewezen en dat de beroepen van de vennootschap ongegrond waren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers om op de hoogte te zijn van de geldende wet- en regelgeving en de vereisten voor subsidieaanvragen.