In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 30 januari 2024, wordt de intrekking van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) door de minister van Economische Zaken en Klimaat beoordeeld. De onderneming, aangeduid als [naam 1] B.V., had een subsidieaanvraag ingediend als MKB-onderneming, maar de minister heeft deze aanvraag ingetrokken op basis van de stelling dat de onderneming geen MKB-onderneming zou zijn. De minister baseerde zijn besluit op de verbondenheid van de onderneming met andere ondernemingen, waaronder [naam 4] B.V., en stelde dat de onderneming onjuiste gegevens had verstrekt bij de aanvraag.
De onderneming heeft tegen het besluit van de minister bezwaar aangetekend en stelt dat de minister niet op de juiste gronden heeft gehandeld. De zitting vond plaats op 13 november 2023, waar de gemachtigden van zowel de onderneming als de minister aanwezig waren. Het College oordeelt dat de minister in zijn besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de onderneming geen MKB-onderneming zou zijn en dat de enkele verbondenheid met een andere onderneming niet automatisch leidt tot de conclusie dat de onderneming geen MKB-onderneming is. Het College heeft de minister opgedragen om binnen vier weken de gebreken in het bestreden besluit te herstellen of een nieuw besluit te nemen, waarbij de minister moet motiveren waarom de onderneming niet als MKB-onderneming kan worden aangemerkt.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering bij bestuursbesluiten, vooral in het kader van subsidies die bedoeld zijn om MKB-ondernemingen te ondersteunen tijdens de COVID-19-pandemie. Het College houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht aan de orde zullen komen.