ECLI:NL:CBB:2024:560
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van omzet door de minister in het kader van de regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 juli 2024, staat de vaststelling van de omzet van een onderneming centraal. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de omzet vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting. De onderneming, vertegenwoordigd door mr. J.C. Kotteman, is het niet eens met deze vaststelling en stelt dat er omzet is behaald die niet in de aangifte is opgenomen. De minister, vertegenwoordigd door W. Dam en mr. T. Khidous, heeft echter de omzet op de juiste manier bepaald, aldus het College. Het College oordeelt dat de onderneming niet aannemelijk heeft gemaakt dat er omzet is behaald die niet uit de aangifte blijkt. Bovendien wordt opgemerkt dat het bedrag dat de onderneming heeft ontvangen voor de levering van aandelen, dat als een lening in de administratie is opgenomen, niet als omzet kan worden aangemerkt. Het College benadrukt dat mogelijk toekomstig omzetverlies niet in aanmerking komt voor subsidie op grond van de TVL-regeling. De uitspraak verwijst ook naar een eerdere zaak tussen dezelfde partijen over de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021, waarin een vergelijkbare kwestie aan de orde was. De beslissing van het College is dat het beroep van de onderneming ongegrond wordt verklaard.