ECLI:NL:CBB:2024:696
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- H. van den Heuvel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op basis van inschrijvingseisen in de Startersregeling COVID-19
Op 2 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/526. De zaak betreft een onderneming die een subsidie heeft aangevraagd op grond van de Startersregeling, zoals opgenomen in de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister van Economische Zaken heeft de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet in de vereiste periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2021 ingeschreven was in het handelsregister. De onderneming, die sinds 1 maart 2020 ingeschreven staat en sinds 1 juli 2021 een pannenkoekenrestaurant exploiteert, betoogde dat de werkelijke startdatum van belang is en deed een beroep op het evenredigheidsbeginsel.
Het College oordeelde dat de onderneming niet voldoet aan de inschrijvingseis zoals gesteld in artikel 2a.2.2 van de TVL. De minister heeft een gebonden bevoegdheid en kan geen subsidie verlenen als niet aan de voorwaarden is voldaan. Het College heeft eerder de inschrijvingseis getoetst en geen aanleiding gezien om deze onverbindend te achten op basis van het evenredigheidsbeginsel. Bovendien heeft het College in eerdere uitspraken bevestigd dat de afbakening van de doelgroep niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
De onderneming verwees naar een eerdere uitspraak van het College, maar het College stelde vast dat deze uitspraak niet van toepassing was op de inschrijvingseis. Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de toepassing van de inschrijvingseis onevenwichtig zou zijn. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.