In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 15 oktober 2024, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag voor een warmtepomp door de minister van Klimaat en Groene Groei beoordeeld. De appellant had op 3 oktober 2021 een subsidie aangevraagd voor een warmtepomp die in haar koopwoning was geplaatst. De minister had eerder subsidie verleend aan de onderneming Energie Exploitatie Rijswijk-Buiten B.V. (EERB) voor dezelfde warmtepomp, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag van de appellant op basis van artikel 4.5.9 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De minister stelde dat de subsidie niet aan de appellant kon worden toegekend omdat EERB al subsidie had ontvangen voor de warmtepomp.
De appellant betwistte deze afwijzing en voerde aan dat zij de investering had gedaan en dat de subsidie ten onrechte aan EERB was verstrekt. Daarnaast stelde zij dat er sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien andere eigenaren van appartementen in dezelfde situatie wel subsidie hadden ontvangen. Het College oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de gemaakte fout in de eerdere gevallen niet herhaald hoefde te worden. Het College heeft de minister opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen of een ander besluit te nemen, met een termijn van zes weken na verzending van de tussenuitspraak.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om zorgvuldig om te gaan met subsidieaanvragen en de motivering van besluiten, vooral in het licht van het gelijkheidsbeginsel. Het College houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarin ook de proceskosten en het griffierecht aan de orde zullen komen.