ECLI:NL:CBB:2024:739

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
23/947
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 voor Q1 2022 door College van Beroep voor het bedrijfsleven

Op 30 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/947. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag voor de vaste lasten financiering in het kader van de COVID-19-regeling voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvraag kon worden ingediend van 28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022, maar de onderneming heeft deze pas op 21 april 2022 ingediend. Het College heeft vastgesteld dat de aanvraag buiten de gestelde termijn is ingediend en dat de afwijzing van de aanvraag door de minister van Economische Zaken niet onevenredig is.

Het College heeft overwogen dat, hoewel de aanvraagperiode voor dit kwartaal korter was dan voor eerdere kwartalen, dit niet onrechtmatig is. De eigenaar van de onderneming had weliswaar corona, maar er is niet aangetoond dat hij gedurende de gehele aanvraagperiode niet in staat was om een aanvraag in te dienen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel is door het College als onvoldoende concreet beoordeeld, waardoor dit beroep niet slaagt.

De uitspraak van het College is een mondelinge uitspraak, waarbij het beroep van [naam 1] B.V. ongegrond is verklaard. De beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/947

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans

Griffier: mr. A.A. Dijk

Partijen

[naam 1] B.V., te ‘s Gravenhage (de onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2]
en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. M. Achalhi enmr. T. Khidous

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Een subsidieaanvraag voor Q1 van 2022 kon worden ingediend in de periode van
28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022. Vast staat dat de onderneming binnen deze periode geen aanvraag heeft ingediend. Dat heeft zij pas op 21 april 2022 gedaan.
Het College is het met de minister eens dat het afwijzen van de aanvraag in dit geval niet onevenredig is. De aanvraagperiode was voor dit kwartaal korter dan voor eerdere kwartalen, maar het College heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat dat niet onrechtmatig is. De eigenaar had in de aanvraagperiode weliswaar corona, maar niet is gebleken dat hij de gehele periode niet in staat was om een aanvraag te doen.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel is onvoldoende concreet en slaagt daarom niet.
Het beroep is ongegrond.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.A. Dijk