ECLI:NL:CBB:2025:101
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag extra betaling jonge landbouwers op basis van niet aangetoonde blokkerende zeggenschap
In deze zaak heeft de vennootschap V.O.F. [naam 1] te [plaats] beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor de extra betaling jonge landbouwers voor het aanvraagjaar 2022 door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, omdat de vennootschap niet binnen de gestelde termijn een ondertekende vennootschapsakte had overgelegd die de blokkerende zeggenschap van de jonge landbouwer aantoont. De vennootschap stelde dat zij voldeed aan de vereisten en dat de jonge landbouwer, [naam 2], per 1 januari 2021 blokkerende zeggenschap had in de vennootschap, zoals ook vermeld in het handelsregister van de KvK. De vennootschap voerde aan dat de ondertekening van de akte slechts een formaliteit was en dat de minister hen uitstel had verleend voor het overleggen van de akte.
De zitting vond plaats op 4 februari 2025, waar de gemachtigden van de minister en de vennootschap aanwezig waren. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de vennootschap niet aan de vereisten had voldaan, omdat de definitieve akte pas op 3 september 2022 was ondertekend, wat niet binnen de vereiste termijn van 25 dagen na de peildatum was. Het College concludeerde dat de minister terecht het bezwaar van de vennootschap ongegrond had verklaard, omdat de blokkerende zeggenschap niet op de voorgeschreven manier was aangetoond. De vennootschap had geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die een afwijking van de beleidsregel rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Pavićević, met mr. M. Pier als griffier, en het beroep werd ongegrond verklaard.