Op 4 februari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1812. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen een besluit van de minister van Economische Zaken. De onderneming had niet binnen de gestelde termijn van zes weken bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 december 2022, omdat haar gemachtigde in die periode ziek was. De onderneming heeft toegelicht dat deze ziekte de reden was voor de termijnoverschrijding. Het College heeft geoordeeld dat de onderneming erop mocht vertrouwen dat haar gemachtigde de bezwaartermijn veilig zou stellen. De medische stukken die zijn overgelegd, bevestigen de ernstige ziekte van de gemachtigde, die deze informatie lange tijd verborgen heeft gehouden. Hierdoor is de termijnoverschrijding verschoonbaar verklaard.
Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen vier weken na verzending van het proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 365,- aan de onderneming te vergoeden. Het College heeft geen beslissing genomen over de proceskosten, aangezien daar geen verzoek voor is gedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van bijzondere omstandigheden, zoals ziekte, in het bestuursrecht en de mogelijkheid om termijnoverschrijdingen te verontschuldigen.