Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2025 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (de minister)
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)
Procesverloop in hoger beroep
Overwegingen
Beoordeling
en dus tot € 79.500,- wegens het verstrijken van meer dan 26 weken tussen de datum van het boeterapport en de oplegging van de boete. Het College ziet daarin aanleiding om geen verdergaande matiging toe te passen voor de overschrijding van de redelijke termijn tot zes maanden (zie de uitspraak van het College van 23 juli 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:500), onder 5.3). Voor de overschrijding van de redelijke termijn van zes maanden tot een jaar zou plaats zijn voor een matiging van de boete met 5% met een maximum van € 2.500,-, dus tot € 79.500,-. Gelet op het gegeven dat de minister de boete al met dit maximumbedrag heeft gematigd, is er geen aanleiding voor een verdergaande, aanvullende matiging wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de overschrijding tot een jaar (zie de uitspraak van het College van 24 september 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:660), onder 7.4). Voor de resterende overschrijding van de redelijke termijn vanaf een jaar (namelijk met ruim een maand) wordt naar bevind van zaken gehandeld (zie de eerdergenoemde uitspraak van het College van 24 september 2024, onder 7.4). Matiging van genoemd bedrag van € 79.500,- met nog eens 5% (€ 3,975,-) voor deze resterende overschrijding van de redelijke termijn leidt tot een boete van € 75.525,-. Voor een verdergaande matiging van de boete wegens de overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Het College zal de boete vaststellen op € 75.525,-.
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover de hoogte van de boete in het bestreden besluit in stand is gelaten;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit in zoverre gegrond en vernietigt dit besluit, alleen voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- herroept het boetebesluit in zoverre en stelt de boete vast op € 75.525,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 453,50;
- draagt de Staat op het betaalde griffierecht van € 548,- aan [naam 1] te vergoeden.
Bijlage
1. De stikstofgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, is een bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.