4.3De wrakingskamer stelt vast dat mr. Van Brussel in zaak 24/596 heeft beslist om zonder zitting uitspraak te doen, omdat hij van oordeel was dat hij over voldoende informatie beschikte om tot zijn oordeel te komen. Zoals hij ook in de uitspraak van 19 juli 2024 heeft uitgelegd, heeft hij die bevoegdheid op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat, voor zover hier van belang, bepaalt dat de voorzieningenrechter, indien het verzoek kennelijk ongegrond is, uitspraak kan doen zonder partijen uit te nodigen op een zitting te verschijnen. De omstandigheid dat een partij heeft aangegeven dat hij ter zitting wil worden gehoord, doet niet aan deze bevoegdheid af. Dat de voorzieningenrechter beslist van deze bevoegdheid gebruik te maken, vormt op zichzelf geen zwaarwegende aanwijzing voor de schijn van vooringenomenheid.
5
Aangenomen dat wat [naam 1] stelt over het rechtsgebied waar de zaken onder zouden vallen juist is, is het inderdaad het geval dat mr. Van Brussel niet is ingedeeld in het cluster binnen het College dat zaken op het gebied van de Warenwet behandelt. Het enkele feit dat de rechter van wie de wraking is verzocht zaken behandelt uit een ander cluster voor de behandeling van zaken dan waarin hij werkzaam is, levert naar het oordeel van de wrakingskamer geen zwaarwegende aanwijzing op voor de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid.
6
In artikel 5, eerste lid, van het Bestuursreglement College van Beroep voor het bedrijfsleven (Bestuursreglement; Staatscourant 2023, nr. 32823) is bepaald dat de toedeling van zaken aan rechters plaatsvindt overeenkomstig de regeling in de bijlage van dit reglement.
Artikel 3, eerste lid, van deze bijlage bepaalt dat de door een cluster te behandelen zaken door of onder verantwoordelijkheid van de president en het rechterlijk bestuurslid worden toegedeeld aan een rechter die werkzaam is in het desbetreffende cluster. Om reden van doelmatigheid kan hiervan worden afgeweken.
Volgens artikel 3, derde lid, van de bijlage worden binnen een cluster de zaken, met inachtneming van het vierde lid, in beginsel aselect toegedeeld. In het vierde lid van dit artikel zijn factoren genoemd waarmee bij de toedeling van zaken aan een rechter in ieder geval rekening wordt gehouden. Dit zijn onder andere: de mate van expertise, ervaring, beschikbaarheid en inzetbaarheid, en de eerdere betrokkenheid bij een zaak.
7 Zoals blijkt uit artikel 5, eerste lid, van het Bestuursreglement, gelezen in samenhang met artikel 3 van de bijlage, is het werkzaam zijn in een bepaald cluster slechts één van de factoren die bij de toedeling van zaken aan rechters een rol spelen. De in artikel 3, vierde lid, van de bijlage genoemde factoren kunnen mede worden begrepen als omstandigheden die relevant zijn om nadere invulling te geven aan de doelmatigheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid. De wrakingskamer ziet ook niet dat het door of onder verantwoordelijkheid van de president en het rechterlijk bestuurslid van het College aan mr. Van Brussel toedelen van de zaken 24/372 en 25/169, nadat hem eerder de twee verzoeken om een voorlopige voorziening in de kwestie over het toepassen van spoedbestuursdwang waren toebedeeld, blijk geeft van een patroon dat duidt op enige schijn van vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Van Brussel.
8 De beslissing van de wrakingskamer van 26 april 2024 in zaak 24/295 om het verzoek van [naam 1] om wraking van een andere voorzieningenrechter toe te wijzen, heeft niet de betekenis die [naam 1] daaraan geeft. Anders dan [naam 1] kennelijk meent, lag aan die beslissing niet ten grondslag dat deze rechter eerder zaken van [naam 1] had behandeld. Het feit dat zaken van een bepaalde partij verscheidene malen aan dezelfde rechter worden toegedeeld kan zeer wel worden verklaard op basis van de in artikel 3, vierde lid, van de bijlage bij het Bestuursreglement genoemde factoren en houdt op zichzelf geen ongeoorloofde ‘bemoeienis met de rechtsgang’ in en zegt op zichzelf evenmin iets over de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid van de betrokken rechter.
9 Het verzoek om wraking wordt daarom afgewezen. De behandeling van de zaken met nummers 24/372 en 25/169 door mr. W.J.A.M. van Brussel als (voorzieningen)rechter zal worden voortgezet. Deze zaken zullen worden behandeld ter zitting op woensdag 2 april 2025 om 10:30 uur.