Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 april 2025 op het hoger beroep van:
de pluimveehouderende minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
Inleiding en samenvatting
Grondslag van het geschil
Leeswijzer
De toelichting van het College op het oordeel over de vangletselmethode en de manier van rapporteren volgt daarna (6 tot en met 13). Het College eindigt met de consequenties van de beoordeling (14 tot en met 17).
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het College ziet in wat partijen hebben aangevoerd (dat komt hierna onder 5 aan de orde) aanleiding om eerst te beoordelen of de minister terecht heeft geconcludeerd dat met de manier waarop de NVWA heeft vastgesteld dat sprake is van vangletsel, bewezen is dat de pluimveehouder de Transportverordening heeft overtreden. De NVWA heeft voor het vaststellen van vangletsel een eigen methode ontwikkeld (de vangletselmethode). De pluimveehouder betwist dat met de vangletselmethode kan worden vastgesteld dat sprake is van vangletsel.
5.1 De minister heeft ter onderbouwing van zijn standpunt op 3 januari 2025 een stuk ingebracht van twee toezichthoudend dierenartsen van de NVWA van 4 oktober 2024. De dierenartsen lichten toe dat de vangletselmethode is gebaseerd op internationaal wetenschappelijk onderzoek, namelijk Hamdy et al. 1961 [4] , Northcutt et al. 2000 [5] en Saraiva et al. 2020 [6] . Uit de tabel van Bremmer en Johnston 1996 volgt dat een bloeding van rood naar donkerrood-paars verkleurt in een tijdspanne van gemiddeld twaalf uur na het ontstaan daarvan. Het onderzoek van Northcutt et al. 2000 biedt volgens hen daarop een aanvulling, namelijk dat een bloeding verkleurt van lichtroze/lichtrood naar donkerrood in circa zes uur, althans de meest dieprode kleur bereikt na circa zes uur. Daarbij merken de dierenartsen op dat het hier gaat om gemiddelden en dat de bandbreedten dus hebben te gelden als uitgangspunt, omdat sprake is van een glijdende schaal waarbij verschillende factoren van invloed zijn. De NVWA telt alleen bloedingen van drie centimeter en groter, omdat is gebleken dat het verplaatsen en/of kantelen en/of aanhaken van de kuikens in het slachthuis enkel klein letsel kan toebrengen. De kuikens worden namelijk aan het begin van het slachtproces, voorafgaand aan het kantelen van de containers, onomkeerbaar bedwelmd en bij bedwelmde kuikens zullen ontstane bloedingen onderhuids nauwelijks uitbreiden vanwege de lage hartslag. Vervolgens neemt het proces in het slachthuis ook onvoldoende tijd in beslag om een donkerrode-paarse bloeding van drie centimeter of meer te ontwikkelen. Bij het slachtproces kan een ander type letsel ontstaan, namelijk rode vleugeltippen door het fladderen tijdens het verdoven. Of er ontstaan bloedingen die roze/rood zijn en nog niet de tijd hebben gehad om te verkleuren naar donkerrood-paars. Ook het letsel dat kan ontstaan tijdens de periode in de wachtruimte van het slachthuis zal niet worden geteld als vangletsel. De kuikens worden namelijk bij het eventueel verplaatsen in die periode niet uit de container gehaald, maar de hele container wordt met een heftruck verplaatst. Als in de container voldoende ruimte is, is het mogelijk dat de kuikens hevig gaan fladderen, maar dat resulteert niet in de bloedingen die de NVWA telt. Ook tijdens het transport naar het slachthuis ontstaat een ander type letsel dan de NVWA telt, namelijk rode vleugeltippen door zeer hevig fladderen - als de kuikens daar de ruimte toe hebben in de containers - bijvoorbeeld bij onvoorzichtig rijden. De aantallen kuikens met rode vleugeltippen zullen dan zeer hoog zijn, omdat zij allen hetzelfde onvoorzichtige vervoer hebben gehad. Als er wel grote bloedingen optreden als gevolg van transport, dan gaat het over het algemeen om een groter aantal kuikens dan bij vangletsel. Als een vrachtwagen bijvoorbeeld op zijn kant is gegaan, zal, zoals uit praktijkervaringen blijkt, minstens 30-40 % van de kuikens gewond raken of komen te overlijden. Op het moment dat de toezichthoudend dierenarts de bloedingen aan de slachtlijn telt, ongeveer 2,5 à 8,5 uur nadat de kuikens zijn gevangen, zijn die bloedingen volgens de dierenartsen dus niet tijdens transport of op het slachthuis ontstaan, maar tijdens het vangen op het pluimveebedrijf.
Toelichting oordeel College
.Over de bevindingen van Griffiths 1987 heeft BuRO opgemerkt dat de wetenschappelijke kwaliteit van dat onderzoek niet vaststaat en de resultaten daarom met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. De studie van Hamdy et al. 1961 was bovendien niet gericht op het voorkómen van onnodig dierenleed, maar op het verminderen van het aantal karkassen dat vanwege te grote bloedingen moet worden afgekeurd voor verdere verwerking.
hoofdzakelijkdaardoor zijn veroorzaakt. Op de zitting is aangegeven dat er een onzekerheid kan zijn in de oorzaak van de bloedingen, maar dat die onzekerheid wordt weggenomen door de handhavingsgrens van 2%. Daarvoor ziet het College echter onvoldoende basis.
Eindoordeel over de methode
Conclusie en gevolgen
Ambtshalve beoordeling overschrijding van de redelijke termijn
Proceskostenveroordeling
Beslissing
- herroept de boetebesluiten;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten op bezwaar;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van de pluimveehouder tot een bedrag van € 4.275,-;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 895,- aan de pluimveehouder te vergoeden;
- veroordeelt de Staat tot vergoeding van immateriële schade aan de pluimveehouder van € 2.500,-.