ECLI:NL:CBB:2025:274

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
23/1586
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet niet-ontvankelijk verklaard in bestuursrechtelijke procedure

Op 29 april 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een onderneming die verzet had aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College. De onderneming had verzet gedaan tegen de uitspraak van 25 juni 2024, waarbij het College had geoordeeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzetschrift was ingediend op 8 oktober 2024, wat ruim buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Het College heeft de onderneming de gelegenheid gegeven om de termijnoverschrijding toe te lichten, maar de gemachtigde heeft enkel ingegaan op de achtergrond van de termijnoverschrijding in bezwaar en niet op die in verzet. Hierdoor zag het College geen aanknopingspunt om te oordelen dat de termijnoverschrijding niet aan de onderneming kon worden toegerekend. Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het verzet niet-ontvankelijk. De minister van Economische Zaken werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier J.R. Willemstein.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1586

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 op het verzet van

[naam 1] , te [woonplaats] (onderneming)

(gemachtigde: [naam 2] )

Procesverloop

De (gemachtigde van de) onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 25 juni 2024. De onderneming heeft daarbij niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. Het verzetschrift is ingediend op 8 oktober 2024 en daarmee - ruim - buiten de wettelijke termijn van zes weken.
2 Het College heeft de onderneming in de gelegenheid gesteld de termijnoverschrijding
toe te lichten. De gemachtigde heeft daarop gereageerd. In die reactie wordt wel ingegaan op de achtergrond van de termijnoverschrijding in bezwaar, maar niet op die in verzet.
3 Het College ziet zo geen (begin van een) aanknopingspunt om te komen tot het oordeel dat de termijnoverschrijding in verzet niet aan de onderneming kan worden toegerekend. Daarom is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
4 De conclusie is dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dat betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5 De minister van Economische Zaken hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspaak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van J.R. Willemstein, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
w.g. T.G.M. Simons w.g. J.R. Willemstein