ECLI:NL:CBB:2025:294

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
25/201
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake gewasbeschermingsmiddelen

In deze uitspraak oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat het beroep van Stichting Pesticide Action Network Netherlands (PAN) tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gegrond is. Het College stelt het Ctgb een termijn om te beslissen en verbindt hieraan een dwangsom. Dit besluit is genomen in het licht van de bijzondere omstandigheden van de zaak. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van het door PAN betaalde griffierecht.

Het procesverloop begint met een bezwaar van PAN tegen een besluit van het Ctgb, waarin het verzoek tot intrekking van de toelating van 26 gewasbeschermingsmiddelen werd afgewezen. Na een bevestiging van de ontvangst van het bezwaarschrift door het Ctgb, werd de beslistermijn met zes weken verdaagd. PAN heeft het Ctgb vervolgens in gebreke gesteld en beroep ingesteld tegen de weigering om op het bezwaar te beslissen. Tijdens de zitting op 16 april 2025 is besproken dat het College het verzoek van PAN zal opvatten als een beroep tegen niet tijdig beslissen.

Het College constateert dat de beslistermijn is overschreden en dat het Ctgb nog steeds niet heeft beslist op het bezwaar. Het College is van mening dat, hoewel de besluitvorming te lang op zich laat wachten, er een realistische nieuwe planning voor de besluitvorming is. Het College legt een dwangsom op aan het Ctgb voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens wordt het Ctgb opgedragen om het betaalde griffierecht van € 385,- aan PAN te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: AWB 25/201

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 mei 2025 in de zaak tussen

Stichting Pesticide Action Network Netherlands (PAN)

(gemachtigde: [naam 1] )
en

het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

(gemachtigde: mr. N. Thorborg)

Samenvatting

In deze uitspraak oordeelt het College dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is. Het College stelt het Ctgb een termijn om te beslissen en verbindt daaraan een dwangsom. Daarbij houdt het College rekening met de bijzondere omstandigheden van deze zaak. Verder veroordeelt het College de minister tot vergoeding van het door PAN betaalde griffierecht.

Procesverloop

Met een brief van 27 augustus 2024 heeft PAN bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Ctgb van 17 juli 2024 waarin het verzoek tot intrekking van de toelating van 26 gewasbeschermingsmiddelen wordt afgewezen.
Met de brief van 30 augustus 2024 heeft het Ctgb de ontvangst van het bezwaarschrift aan PAN bevestigd en de beslistermijn met toepassing van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met zes weken verdaagd.
Met de brief van 20 februari 2025 heeft PAN het Ctgb erop gewezen dat de beslistermijn is verstreken en verzocht om binnen vier weken alsnog een besluit te nemen.
Met de brief van 10 maart 2025 heeft PAN beroep ingesteld tegen de weigering om op het bezwaar te beslissen het College gevraagd het Ctgb op te dragen binnen twee weken of uiterlijk vier weken na de uitspraak een besluit op het bezwaar te nemen, bij gebreke waarvan een dwangsom wordt verbeurd van € 2.000,- voor ieder (deel van) een week dat het Ctgb de termijn overschrijdt, met een maximum van € 100.000,-.
Het Ctgb heeft een verweerschrift en een nadere reactie ingediend.
De zitting was op 16 april 2025. Namens PAN hebben aan de zitting deelgenomen:
H.G. Muilerman, mr. M.R.J. Baneke en [naam 2] en namens het Ctgb haar gemachtigde
en mr. W.A. de Vries.

Overwegingen

1. Op de zitting is besproken dat het College het verzoek van PAN zal opvatten als een beroep tegen niet tijdig beslissen als bedoeld in afdeling 8.2.4a van de Awb. Hierover beslist het College als volgt.
2 Niet in geschil is dat de beslistermijn, die op grond van artikel 7:10 van de Awb in dit geval twaalf weken bedroeg, is overschreden. Verder staat vast dat PAN het Ctgb met de brief van 20 februari 2025 in gebreke heeft gesteld. Hiermee is voldaan aan het bepaalde van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Het Ctgb heeft (nog steeds) niet beslist op het bezwaar. Het beroep tegen niet tijdig beslissen is dus gegrond.
4 Het Ctgb heeft toegelicht dat de overschrijding van de beslistermijn te maken heeft met de omvang van het door PAN ingediende verzoek. Dit verzoek ziet op de intrekking van de toelating van 26 (inmiddels 25) gewasbeschermingsmiddelen, waarbij onder meer 18 omvangrijke studies over de hormoonontregelende werking van de stof difenoconazool moeten worden betrokken. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 25 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:356) en de uitspraak van het College van 16 januari 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:17) volgt dat het Ctgb een zelfstandige beoordeling moet maken van de hormoonontregelende werking van genoemde stof, wat veel tijd en capaciteit vergt. Het Ctgb heeft te kennen gegeven dat de hoorzitting inmiddels is gepland op 11 juni 2025. De beslissing op het bezwaar kan naar verwachting tijdens de collegevergadering van 27 augustus 2025 worden vastgesteld en enkele dagen later worden verzonden.
5 Het College is het met PAN eens dat het onwenselijk is dat het Ctgb er inmiddels (veel) te lang over heeft gedaan om een besluit op het bezwaar te nemen. Wel begrijpt het College dat het in het maatschappelijk belang is dat er een zorgvuldige besluitvorming plaatsvindt en dat onderzoeken bij verzoeken als hier aan de orde, zoals volgt uit de onder 4 genoemde rechtspraak, omvangrijk en tijdrovend kunnen zijn. Hoewel de besluitvorming al te lang op zich laat wachten acht het College nieuwe planning voor de besluitvorming wel realistisch. Op de zitting heeft PAN aangegeven hiermee in te kunnen stemmen als een dwangsom wordt opgelegd als prikkel met het doel dat het Ctgb deze nieuwe planning nakomt. Het College is van oordeel dat sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb en zal bepalen dat het Ctgb uiterlijk op 5 september 2025 op het bezwaar moet beslissen.
6 Anders dan het Ctgb heeft betoogd, ziet het College in de lange tijd die is verstreken sinds het bezwaarschrift is binnengekomen, aanleiding om een dwangsom vast te stellen. Zoals op de zitting met partijen besproken, ziet het College geen aanleiding voor oplegging van een hogere dwangsom dan de dwangsom die het College in dit soort zaken doorgaans oplegt. Het College bepaalt daarom dat het Ctgb een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
7 Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. Wel draagt het College het Ctgb op om de het betaalde griffierecht van € 385,- aan PAN te vergoeden.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit gegrond;
- draagt het Ctgb op om uiterlijk op 5 september 2025 een besluit op het bezwaar van PAN bekend te maken;
- bepaalt dat het Ctgb aan PAN een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,- bedraagt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt het Ctgb op het betaalde griffierecht van € 385,- aan PAN te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, mr. J.H. de Wildt en mr. A. van Gijzen in aanwezigheid van E.A. van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.
D. Brugman De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.