In deze zaak heeft V.O.F. [naam 1] beroep ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om nadeelcompensatie door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Het afwijzingsbesluit van 21 februari 2022 werd gevolgd door een bestreden besluit op 30 augustus 2022, waarin de bezwaren van [naam 1] ongegrond werden verklaard. Vervolgens heeft de minister op 22 december 2022 het bestreden besluit herzien en het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard. De zitting vond plaats op 19 februari 2025, waar zowel [naam 1] als de minister vertegenwoordigd waren.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang, aangezien dit besluit door het herzieningsbesluit is ingetrokken. Het College concludeert dat de minister terecht het bezwaar van [naam 1] tegen de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de beslissing van de minister over keuringswerkzaamheden niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Het College stelt vast dat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van de beslissing van de minister, omdat deze niet onder de publiekrechtelijke bevoegdheid valt waartegen beroep openstaat. De minister heeft bovendien de proceskosten en het griffierecht in verband met het beroep tegen het bestreden besluit vergoed.
De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken op 13 mei 2025, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk werd verklaard en het beroep tegen het herzieningsbesluit ongegrond werd verklaard.