ECLI:NL:CBB:2025:311

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
24/777
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing extra betaling eco-regeling GLB 2023

In deze zaak heeft de landbouwer, vertegenwoordigd door gemachtigde C. Knook, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, dat de aanvraag voor extra betaling voor de eco-regeling onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2023 heeft afgewezen. De minister had eerder op 25 juni 2024 de aanvraag voor basispremie en extra betaling voor de eerste 40 hectare toegewezen, maar de aanvraag voor de eco-regeling werd afgewezen. De landbouwer stelde dat er sprake was van een kennelijke fout in zijn Gecombineerde Opgave (GO) van 30 november 2023, waardoor de eco-activiteiten niet goed waren aangevraagd. De minister betwistte dit en stelde dat de laatst ingediende GO het uitgangspunt is en dat er geen tegenstrijdigheid in de gegevens was.

De zitting vond plaats op 24 februari 2024, waar beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De landbouwer voerde aan dat de minister coulance had beloofd voor het eerste aanvraagjaar van het nieuwe GLB, maar de minister stelde dat er geen reden was voor twijfel aan de GO van 30 november 2023. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout en dat de minister niet verplicht was om eerdere aanvragen te vergelijken. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/777

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

V.O.F. [naam] te [woonplaats] (landbouwer)

(gemachtigde: C. Knook)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigden: mr. L. Anvelink, mr. M. van den Brink, mr. J. van Horsen)

Procesverloop

Met het besluit van 25 juni 2024 heeft de minister op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 de aanvraag voor de basispremie en extra betaling eerste 40 hectare toegewezen. De aanvraag voor de extra betaling voor de eco-regeling heeft de minister afgewezen.
Met het besluit van 14 augustus 2024 heeft de minister dit besluit gehandhaafd (bestreden besluit).
De landbouwer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 24 februari 2024. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2023 van de Europese Unie is voor zover hier van belang vastgelegd in Verordening 2021/2115, Verordening 2021/2116, Uitvoeringsverordening 2021/2290 en Gedelegeerde verordening 2022/1172. Pijlers van deze nieuwe verordeningen zijn het meer resultaatgericht en marktgericht maken van het GLB en het ondersteunen en versterken van duurzaamheid en milieubescherming. Er is geen sprake van een compleet nieuw systeem, maar wel van een aantal wijzigingen ten opzichte van het GLB zoals dat tot 1 januari 2023 gold. De nationale invulling van de GLB-verordeningen is neergelegd in een ministeriële regeling, gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 29696, van
8 november 2022, namelijk de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 november 2022, nr. WJZ/22031065, houdende de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor wat betreft de rechtstreekse betalingen en de conditionaliteiten (Uitvoeringsregeling GLB 2023).
1.2
De eco-regeling is een dergelijk nieuw element van het GLB 2023. De eco-regeling ziet op betalingen bovenop de basisinkomenssteun. Zij is bedoeld om gericht duurzame landbouwactiviteiten te belonen en zo de nieuwe GLB-doelen te behalen. De vijf eco-doelen zijn: klimaat, bodem en lucht, water, landschap en biodiversiteit. Voor elk van deze vijf doelen kan de landbouwer punten verdienen. Het aantal behaalde punten bepaalt de hoogte van het tarief dat voor de betaling wordt gehanteerd: brons, zilver of goud. De landbouwer moet voor elk eco-doel afzonderlijk voldoende punten halen om in aanmerking te komen voor de extra betaling voor de eco-regeling. Met die betaling worden landbouwers beloond voor het in stand houden van natuurlijke rijkdommen en het leveren van publieke goederen van algemeen nut die niet in de marktprijzen tot uiting komen.
1.3
De landbouwer heeft, na een eerste op 19 oktober 2023 ingediende opgave, op 30 november 2023 een nieuwe versie van zijn Gecombineerde Opgave (GO) 2023 ingediend. Daarmee heeft hij rechtstreekse betalingen voor 2023 aangevraagd. De minister heeft op basis van de op 30 november 2023 ontvangen GO betalingen toegekend voor de basispremie en extra betaling eerste 40 hectare.
1.4
Het beroep richt zich op het afwijzen van de extra betaling voor de eco-regeling.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten partijen
3.1
De landbouwer stelt zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijke fout in zijn GO van 30 november 2023 waardoor de eco-activiteiten, anders dan in de opgave van 19 oktober 2023, niet goed zijn aangevraagd. Voor de eco-activiteiten zou van de eerdere opgave moeten worden uitgegaan. Als geen sprake is van een kennelijke fout, kunnen de
eco-activiteiten conform die eerdere opgave alsnog goedgekeurd worden op grond van coulance. Dit is immers het eerste jaar onder het nieuwe GLB en de minister heeft toegezegd de aanvragen met coulance te beoordelen. De landbouwer verwijst daarbij naar een Kamerbrief van 14 november 2022 (kenmerk DGA-EIA/2254601).
3.2
De minister stelt dat geen sprake is van een kennelijke fout. Landbouwers passen regelmatig hun gecombineerde opgave aan. De minister hoeft niet iedere wijziging te onderzoeken. Uit coulance is de aanmeldtermijn destijds verlengd en worden geen sancties opgelegd. Voor een verdergaande coulance ziet de minister geen aanleiding.
Beoordeling
Kennelijke fout
4.1
Anders dan onder het GLB zoals dat tot 1 januari 2023 gold, is in de nieuwe GLB-verordeningen geen bepaling opgenomen over de kennelijke fout. Wel is de mogelijkheid opgenomen de aanvraag te wijzigen zolang er geen besluit op de aanvraag is genomen (zie artikel 59, zesde lid, van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 2021/2116)). De minister heeft de kennelijke fout wel opgenomen in artikel 47 van de nationaalrechtelijke Uitvoeringsregeling GLB 2023, waarbij is aangesloten bij de kennelijke fout onder het ‘oude’ GLB. In de toelichting bij deze regeling is het volgende hierover opgenomen:
“Kennelijke fout
Op grond van artikel 11 geldt een termijn waarbinnen de aanvraag moet worden gedaan. Na afloop van die termijn kan geen aanvraag meer gedaan worden, noch kan een reeds ingediende aanvraag worden gewijzigd. Dit is anders wanneer sprake is van een kennelijke fout. Artikel 47 van de Uitvoeringsregeling geeft aan wanneer sprake is van een kennelijke fout. […]
Een kennelijke fout kan worden aangenomen, als sprake is van een tegenstrijdigheid in de door of namens de landbouwer verstrekte gegevens, welke tegenstrijdigheid eenvoudig kan worden geconstateerd tijdens een administratieve controle van de aanvraag of de bewijsstukken. Van een tegenstrijdigheid is sprake als de aanvraag objectief gezien onlogisch of onbegrijpelijk is ingevuld. Daarbij beperkt dat onderzoek zich in beginsel tot een administratieve controle van de door of namens de landbouwer verstrekte gegevens, waarbij wordt nagegaan of de tot staving van de aanvraag verstrekte documenten en gegevens (en met name het aanvraagformulier, de bewijsstukken, verklaringen etc.), in onderlinge samenhang bezien, logisch zijn. […]
Vervolgens is vereist dat de geconstateerde tegenstrijdigheid wijst op een vergissing. Hiermee wordt aangegeven dat de fout zowel onopzettelijk is gemaakt, als dat deze niet herhaaldelijk is gemaakt. In dit kader is sprake van een herhaaldelijk gemaakte fout indien dezelfde aanvrager dezelfde fout ook in de twee voorgaande aanvraagjaren gemaakt heeft of wanneer de fout is gemaakt nadat de aanvrager in een eerdere beschikking is gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van herhaling.
De eis dat de fout onopzettelijk moet zijn gemaakt, komt ook terug in de derde voorwaarde die aangeeft dat de landbouwer te goeder trouw moet zijn ten aanzien van de tegenstrijdigheid en dat iedere vorm van bedrog wordt uitgesloten.
In aanvulling op de hiervoor besproken voorwaarden is het, gezien de aard van de
kennelijkefout, zo dat de beoordelaar van de aanvraag (RVO) zich niet hoeft te verdiepen in de motieven van de landbouwer om de aanvraag op een bepaalde manier in te vullen.
[…]
Met deze uitgangspunten wordt aangesloten bij de uitgangspunten die golden onder de vorige GLB-periodes, en die waren gebaseerd op een werkdocument van de Europese Commissie (Werkdocument AGR 49533/2002).”
4.2
Van een kennelijke fout is zodoende, ook onder het GLB 2023, sprake als er een tegenstrijdigheid zit in de door of namens de landbouwer verstrekte gegevens, die wijst op een vergissing, de tegenstrijdigheid eenvoudig kan worden geconstateerd tijdens een administratieve controle van de aanvraag of de bewijsstukken en de begunstigde te goeder trouw heeft gehandeld (zie artikel 47 van de Uitvoeringsregeling GLB 2023).
4.3
Niet in geschil is dat de GO is ingediend binnen de daarvoor geldende termijn, te weten op 30 november 2023. De landbouwer heeft zijn betoog dat deze GO een kennelijke fout bevat als volgt toegelicht. De landbouwer had meldingen gezien in de GO van 19 oktober 2023 en heeft geprobeerd deze weg te halen. Per abuis heeft hij toen bij de nieuwe opgave een aantal elementen niet (goed) aangevinkt waardoor hij niet meer voldoende eco-activiteiten heeft om in aanmerking te komen voor de eco-regeling. Als de opgaven van oktober en november naast elkaar worden gelegd is de tegenstrijdigheid op dit punt duidelijk te zien. Dit betoog kan om de volgende redenen echter niet slagen.
4.4
Voor de minister is de laatst ingediende GO het uitgangspunt. Een landbouwer kan namelijk gedurende de aanvraagperiode nog wijzigingen doorvoeren. In de GO van 30 november 2023 is geen sprake van een tegenstrijdigheid in de door de landbouwer verstrekte gegevens. De minister is niet verplicht de aanvraag te vergelijken met eerdere door de betrokkene ingediende aanvragen en bij eventuele niet voor de hand liggende afwijkingen nadere vragen te stellen (zie ook de uitspraak van 29 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:672). In dit geval was er geen reden voor twijfel bij de minister over de opgave van 30 november 2023. De enkele omstandigheid dat de landbouwer bij de aanmelding en een eerdere versie van de GO wel voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de extra betaling voor de eco-regeling is niet voldoende. Er kunnen zich namelijk wijzigingen hebben voorgedaan in de periode tussen de aanmelding en de definitieve aanvraag.
4.5
Dit betekent dat geen sprake is van een kennelijke fout.
Coulance
5 Zoals de minister heeft gesteld en het College al eerder heeft overwogen, heeft de minister – onder meer in de door de landbouwer genoemde kamerbrief – veelvuldig gecommuniceerd dat het aanvraagjaar 2023 gezien moet worden als leerjaar waarbij voor administratieve fouten in het aanvraagproces geen sancties worden opgelegd (zie de uitspraken van 14 januari 2025, ECLI:NL:CBB:2025:8 en ECLI:NL:CBB:2025:9). De landbouwer doet een beroep op deze uitlatingen. In dit geval is echter geen sprake van een situatie die zou kunnen leiden tot het opleggen van een sanctie, zodat de toegezegde coulance niet op deze situatie van toepassing is. Het beroep op de toegezegde coulance slaagt daarom niet.
Slotsom
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.L. van der Beek, mr. R.W.L. Koopmans en mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.
w.g. H.L. van der Beek w.g. C.S. de Waal

Bijlage

Verordening 2021/2116
Artikel 59 Bescherming van de financiële belangen van de Unie
[…]
6. De lidstaten kunnen in hun beheers- en controlesysteem de mogelijkheid bieden om steun- en betalingsaanvragen na indiening ervan te corrigeren zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op steun, op voorwaarde dat de te corrigeren of ontbrekende gegevens naar goeddunken van de bevoegde autoriteit niet het gevolg zijn van kwade wil en dat de gegevens worden gecorrigeerd voordat de aanvrager ervan in kennis wordt gesteld dat hij geselecteerd is voor een controle ter plaatse of voordat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen over de aanvraag.
[…]
Uitvoeringsregeling GLB 2023
Artikel 11. Aanvraag
1.
Een landbouwer die ingevolge artikel 10 een aanmelding tot deelname heeft gedaan dient in de periode van 15 oktober tot en met 30 november van het aanvraagjaar een aanvraag in. Wanneer 30 november een zaterdag of zondag is wordt de uiterste termijn verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag of zondag is.
2 Na de in het eerste lid bedoelde uiterste datum kunnen geen wijzigingen meer worden aangebracht in de aanvraag, behoudens gevallen als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van verordening 2021/2116 en artikel 46.
Artikel 47. Kennelijke fout
1. In aanvulling op artikel 59, zesde lid, van verordening (EU) 2021/2116 kan de aanvraag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en eventuele daarbij overgelegde bewijsstukken, na de indiening ervan worden gecorrigeerd en aangepast indien sprake is van een kennelijke fout.
2 Van een kennelijke fout kan sprake zijn indien:
a. er een tegenstrijdigheid zit in de door of namens de landbouwer verstrekte gegevens, die wijst op een vergissing;
b. de tegenstrijdigheid eenvoudig kan worden geconstateerd tijdens een administratieve controle van de aanvraag of de bewijsstukken; en
c. de begunstigde te goeder trouw heeft gehandeld.
3 De minister geeft geen toepassing aan artikel 42 indien de niet-naleving het gevolg is van een kennelijke fout.