ECLI:NL:CBB:2025:313

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
24/885
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake subsidie COVID-19

Op 11 maart 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/885. De zaak betreft een beroep van een ondernemer tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de vaststelling van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De ondernemer had op 30 januari 2021 een subsidie van € 3.088,95 ontvangen voor het vierde kwartaal van 2020. Echter, op 7 juli 2022 heeft de minister deze subsidie ambtshalve vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 2.471,16 teruggevorderd, omdat de ondernemer geen vaststellingsverzoek had ingediend en er geen omzetgegevens beschikbaar waren.

De ondernemer heeft op 2 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard vanwege de te late indiening. In beroep heeft de ondernemer echter aangevoerd dat zijn gemachtigde, de boekhouder van de onderneming, van begin april 2022 tot en met oktober 2022 in het ziekenhuis heeft gelegen na een zware operatie. Hierdoor heeft hij het vaststellingsbesluit gemist. Het College heeft geoordeeld dat deze omstandigheden als bijzonder kunnen worden aangemerkt, waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het beroep is gegrond verklaard, en de minister is opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de ondernemer tot een bedrag van € 1.814,- en het betaalde griffierecht van € 187,-.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/885
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. A.A. Dijk

Partijen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [woonplaats] (ondernemer), waarvoor ook aanwezig is T.J.A. van den Hoogen
en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door C. Zieleman

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 26 augustus 2024;
  • draagt de minister op binnen vier weken na verzending van dit proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan de ondernemer te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van de ondernemer tot een bedrag van € 1.814,-.

Overwegingen

Op 30 januari 2021 heeft de minister een subsidie van € 3.088,95 aan de onderneming verleend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. Op 7 juli 2022 heeft de minister deze subsidie ambtshalve vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 2.471,16 teruggevorderd, omdat de onderneming geen vaststellingsverzoek heeft ingediend en de minister van de Belastingdienst geen omzetgegevens heeft gekregen. De onderneming heeft op 2 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de vaststelling. Dat is bijna twee jaar te laat. De minister heeft het bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaard.
In beroep is gebleken dat de gemachtigde van de onderneming van begin april 2022 tot en met oktober 2022 in het ziekenhuis heeft gelegen in verband met een zware operatie. Daardoor heeft hij het vaststellingsbesluit van 7 juli 2022 gemist. De gemachtigde is de boekhouder van de onderneming en werkt zelfstandig. Hij heeft dus geen collega’s die zijn werkzaamheden konden waarnemen toen hij in het ziekenhuis lag. Pas toen de onderneming bericht kreeg van een deurwaarder heeft men kennisgenomen van het vaststellingsbesluit. De gemachtigde heeft toen zo snel mogelijk alsnog bezwaar gemaakt. Het College oordeelt dat hier sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Het beroep is daarom gegrond en de minister moet het bezwaar tegen het vaststellingsbesluit alsnog inhoudelijk beoordelen.
w.g. B. Bastein w.g. A.A. Dijk