ECLI:NL:CBB:2025:315

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
23/1558
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur tegen een schapenhouder, belanghebbendheid van de Dierenambulance

In deze zaak heeft de Stichting Dierenambulance een verzoek ingediend bij de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om handhavend op te treden tegen een schapenhouder. De minister heeft dit verzoek niet in behandeling genomen, omdat hij de Dierenambulance niet als belanghebbende beschouwde. De Dierenambulance heeft echter verschillende meldingen ontvangen over de slechte toestand van de schapen van deze houder en heeft zelf ook dierenartsen ingeschakeld om de dieren te verzorgen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de Dierenambulance wel degelijk belanghebbende is, omdat haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden direct verband houden met het welzijn van de dieren. Het College heeft het beroep van de Dierenambulance gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de Dierenambulance, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Dierenambulance.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1558
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

Stichting Dierenambulance [naam 1] , te [woonplaats] (stichting)

(gemachtigde: mr. C.M. van de Ven)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigden: mr. A.F.D. Weken en mr. W. Goorden)

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2023 heeft de minister het handhavingsverzoek van de stichting niet in behandeling genomen, omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en er daarom geen sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Met het besluit van 12 juni 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk verklaard.
De stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend. De stichting heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2025. Namens de stichting is mevrouw [naam 2] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan de stichting te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van de stichting tot een bedrag van

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2.1
De stichting heeft als statutair doel onder meer het exploiteren van een dierenambulance en het verrichten van alle handelingen die daarmee in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk zijn. De stichting vraagt de minister om handhavend op te treden tegen een schapenhouder in haar werkgebied over wie zij verschillende meldingen heeft ontvangen. Haar dierenambulance trof telkens schapen in slechte conditie aan. Meerdere keren heeft de stichting de dierenarts met spoed laten komen en diens rekeningen betaald.
2.2
De stichting heeft op 29 december 2020 en 28 maart 2022 een dierenarts ingeschakeld om schapen van de schapenhouder te verzorgen. Op 17 december 2022 ontving de stichting opnieuw een melding over deze veehouder. De medewerkers van de dierenambulance troffen verschillende kadavers aan en de stichting heeft een dierenarts ingeschakeld om een in slechte conditie verkerend schaap te laten inslapen. De rekeningen voor zijn werkzaamheden heeft de dierenarts ingediend bij de stichting.
3. De minister neemt het handhavingsverzoek niet in behandeling, omdat het verzoek geen aanvraag is, nu de stichting geen belanghebbende is. De minister heeft het handhavingsverzoek wel behandeld als melding en heeft ook handhavend opgetreden.
4.1
De stichting heeft, met het oog op toekomstige vergelijkbare handhavingsverzoeken, een procesbelang, al is de minister feitelijk handhavend opgetreden.
4.2
Het College is van oordeel dat de minister de stichting ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Een belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb). In artikel 1:2, derde lid, van de Awb is bepaald dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4.3
Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis [1] veilig willen stellen dat organisaties als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken. Zie de uitspraken van het College van 12 mei 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:341) en 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:514) en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1642).
4.4
De stichting streeft haar statutaire doel onder meer na door de exploitatie van een dierenambulance. Haar feitelijke werkzaamheden omvatten mede het inschakelen van diergeneeskundige zorg als de gezondheid van een door de dierenambulance aangetroffen dier daartoe aanleiding geeft en de daarmee verband houdende kosten brengt de betrokken dierenarts bij de stichting in rekening. Daaruit blijkt dat de stichting het bevorderen van dierenwelzijn en de rechten voor en van dieren als doelstelling heeft, ook al staat dat niet met zo veel woorden in haar statuten. Dat maakt de stichting naar het oordeel van het College, anders dan de minister heeft aangenomen, belanghebbende.
4.5
Dat betekent dat het beroep van de stichting slaagt. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking en de minister zal op het bezwaar van de stichting binnen zes weken andermaal moeten beslissen en daarbij deze uitspraak in acht moeten nemen.
5 De door de stichting gemaakte proceskosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan voor R.C. Stam, in aanwezigheid van B.W.N. van den Oever, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
w.g. R.C. Stam w.g. B.W.N. van den Oever

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, p. 32-35.