In deze zaak heeft de Stichting Dierenambulance een verzoek ingediend bij de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om handhavend op te treden tegen een schapenhouder. De minister heeft dit verzoek niet in behandeling genomen, omdat hij de Dierenambulance niet als belanghebbende beschouwde. De Dierenambulance heeft echter verschillende meldingen ontvangen over de slechte toestand van de schapen van deze houder en heeft zelf ook dierenartsen ingeschakeld om de dieren te verzorgen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de Dierenambulance wel degelijk belanghebbende is, omdat haar doelstellingen en feitelijke werkzaamheden direct verband houden met het welzijn van de dieren. Het College heeft het beroep van de Dierenambulance gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de Dierenambulance, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Dierenambulance.