ECLI:NL:CBB:2025:366

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/133 en 24/134
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvragen voor geïntegreerde gewasbescherming door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2025, zijn twee beroepen behandeld van [naam 1] en de maatschap [naam 2] tegen de afwijzing van hun aanvragen voor subsidie op grond van de regeling Geïntegreerde gewasbescherming. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had de aanvragen afgewezen omdat deze waren uitgeloot. Op de eerste dag van de aanvraagperiode, 1 september 2023, deed zich een technische storing voor, waardoor niet alle geïnteresseerden hun aanvraag tijdig konden indienen. De minister besloot om alle aanvragen tot en met 4 september 2023 mee te nemen in de loting om gelijke kansen te waarborgen. Het College oordeelde dat de minister in zijn besluitvorming niet in strijd handelde met de wet, maar dat hij de aanvragers wel had moeten horen, omdat hun bezwaren niet kennelijk ongegrond waren. Desondanks werd het beroep ongegrond verklaard, maar de minister werd wel veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van de aanvragers. De uitspraak benadrukt het belang van gelijke kansen bij subsidieaanvragen en de noodzaak om aanvragers te horen in bezwaarprocedures.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 24/133 en 24/134

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats 1]

maatschap [naam 2], te [woonplaats 2]
(gemachtigde: mr. D. Akdemir)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigden: N. Adams en A. Zarrai)

Procesverloop

24/133
Met het besluit van 12 oktober 2023 heeft de minister de aanvraag van [naam 1] voor subsidie op grond van de regeling Geïntegreerde gewasbescherming afgewezen.
Met het besluit van 20 december 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar (kennelijk) ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
24/134
Met het besluit van 11 december 2023 heeft de minister de aanvraag van de maatschap voor subsidie op grond van de regeling Geïntegreerde gewasbescherming afgewezen.
Met het besluit van 22 december 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar (kennelijk) ongegrond verklaard.
De maatschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Beide zaken
De minister heeft in beiden zaken een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
De zitting was op 17 april 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , [naam 2] namens de maatschap en hun gemachtigde en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Landbouwbedrijven konden binnen de periode 1 september 2023 tot en met 29 september 2023 subsidie aanvragen voor het uitvoeren van een innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming op grond van de (daartoe per 4 juli 2023 gewijzigde) Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Stcrt. 2023, nr. 19038).
1.2
Deze subsidie had een subsidieplafond van € 3.500.000.
1.3
Op de eerste dag van de aanvraagperiode, vrijdag 1 september 2023, was sprake van een technische storing in de aanvraagmodule. De minister heeft om die reden besloten om de aanvragen die zijn binnengekomen tot en met maandag 4 september 2023 mee te nemen in de loting. Er zijn ruim 4300 aanvragen bij de loting betrokken.
1.4
[naam 1] en de maatschap hebben hun aanvraag op 1 september 2023 ingediend. Hun aanvraag is uitgeloot.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt partijen
3.1
[naam 1] en de maatschap stellen dat de loting niet in overeenstemming met het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit) en in strijd met het legaliteits- en rechtzekerheidsbeginsel is uitgevoerd. Het is voor [naam 1] en de maatschap onduidelijk wanneer het subsidieplafond was bereikt. Als dit al op 1 september 2023 het geval was, had de minister alleen de aanvragen die op die dag waren ingediend bij de loting mogen betrekken. Als het plafond pas op 4 september 2023 was bereikt, had de minister alle aanvragen van 1 september 2023 op volgorde van binnenkomst inhoudelijk moeten beoordelen. Volgens [naam 1] en de maatschap heeft de minister de ernst van de storing overdreven, omdat het op 1 september 2023 niet onmogelijk was een aanvraag in te dienen en de storing bovendien om 18:00 uur voorbij was.
Mocht de storing al nopen tot een ingreep, dan zou de minister volgens [naam 1] en de maatschap hebben moeten kiezen voor een minder ingrijpende maatregel. Zo had de minister andere middelen voor de indiening van de aanvraag open kunnen stellen.
Tot slot waren de bezwaren van [naam 1] en de maatschap niet kennelijk ongegrond, zodat de minister ze had moeten horen.
3.2
De minister heeft in de bestreden besluiten toegelicht dat er op vrijdag 1 september 2023 een storing was waardoor veel geïnteresseerden er niet in slaagden een aanvraag in te dienen. Gelet op het grote aantal geïnteresseerden dat het ondanks de storing toch lukte een aanvraag te doen, was overduidelijk dat het subsidieplafond die dag zou worden bereikt. Omdat de oorzaak van de storing niet duidelijk was en onzeker was op welk tijdstip het systeem weer voor eenieder beschikbaar zou zijn, heeft de minister besloten om alle aanvragen die zouden worden ingediend tot en met maandag 4 september 2023 te betrekken bij de loting. Hij heeft daarover op 1 september 2023 een bericht geplaatst op zijn website. Op deze manier wilde hij waarborgen dat alle geïnteresseerden gelijke kansen kregen bij het aanvragen van deze (schaarse) subsidie. De minister erkent dat hij hiermee de bepalingen in het Kaderbesluit niet onverkort heeft toegepast. Volgens hem diende in deze situatie toepassing van het gelijkheidsbeginsel te prevaleren boven het rechtszekerheidsbeginsel.
De minister heeft [naam 1] en de maatschap in bezwaar niet gehoord, omdat er volgens hem redelijkerwijs geen twijfel was dat de bezwaren niet zouden leiden tot een ander besluit.
Beoordeling door het College
4.1
Het College gaat er op grond van de inhoud van de stukken en de daarop namens de minister gegeven toelichting op de zitting vanuit dat er op vrijdag 1 september 2023 in ieder geval gedurende een aanzienlijk deel van de dag sprake was van een storing. Daardoor lukte het een groot aantal geïnteresseerden niet om op 1 september 2023 een subsidieaanvraag in te dienen. Niettemin heeft de minister op die vrijdag al een groot aantal aanvragen ontvangen.
4.2
De minister heeft de gevolgen van de storing willen neutraliseren en alle geïnteresseerden in de subsidie gelijke kansen willen geven. Om die reden heeft de minister op 1 september 2023 tegen het eind van de middag besloten om alle aanvragen die tot en met (maandag) 4 september 2023 zouden worden ingediend, te betrekken bij de verdeling van de subsidie. Hierover heeft de minister dit bericht op haar website gepubliceerd:

“Loting voor alle aanvragen tot en met maandag 4 september 23:59 uurDoor een storing kon niet iedereen meteen vanaf 1 september 9:00 uur een aanvraag doen voor deze subsidie. Ondanks de storing zijn er op 1 september al een heleboel aanvragen binnengekomen […]. We verwachten dat met deze aanvragen het budget al wordt uitgeput. Er komt daarom een loting om de volgorde te bepalen waarin we de aanvragen zullen beoordelen.Omdat door de storing niet iedereen op vrijdag 1 september een aanvraag heeft kunnen doen, nemen we alle aanvragen tot en met maandag 4 september 23:59 uur mee in de loting. Dit doen wij omdat het belangrijk is om alle geïnteresseerden een gelijke kans te bieden om mee te doen. Dat betekent dat u nog steeds subsidie kunt krijgen als u nu uw aanvraag doet. […] Wij loten onder alle aanvragen die gedaan zijn tussen vrijdag 1 september 9:00 uur en maandag 4 september 23:59 uur welke we gaan behandelen.”

De minister heeft van de ruim 4300 aanvragen die tot en met maandag 4 september 2023 waren ingediend, na loting uiteindelijk 224 aanvragen inhoudelijk beoordeeld en voor 208 aanvragen subsidie toegekend.
4.3
Strikt genomen is de handelwijze van de minister in strijd met de geregelde procedure in het Kaderbesluit, zo hebben [naam 1] en de maatschap terecht betoogd. Uitgangspunt daarvan is immers dat de aanvragen op volgorde van binnenkomst moesten worden beoordeeld. Als het subsidieplafond op 1 september 2023 niet zou zijn bereikt, zouden alle aanvragen van (alleen) die dag inhoudelijk op volgorde van binnenkomst moeten worden beoordeeld. Als het subsidieplafond op 1 september 2023 wel zou zijn bereikt, zou een loting moeten worden toegepast op de aanvragen die binnengekomen zijn op (alleen) die dag. De aanvragen van 4 september 2023 zouden daarbij niet zijn betrokken.
4.4
De minister heeft in de storing aanleiding gezien om, in afwijking van de procedure in het Kaderbesluit, te bepalen dat alle aanvragen die tot en met maandag 4 september 2023 waren ingediend, zouden worden meegenomen bij de loting. Bij zijn afweging heeft hij betrokken dat het een groot aantal geïnteresseerden door de storing gedurende de dag van 1 september 2023 niet lukte een aanvraag in te dienen, terwijl er tegelijkertijd ook al veel aanvragen waren binnengekomen. Daardoor was de situatie ontstaan dat niet alle geïnteresseerden een gelijke kans hadden om een aanvraag in te dienen en subsidie te verkrijgen. De minister wilde die ongelijke situatie met de door hem getroffen maatregel neutraliseren. Naar het oordeel van het College heeft de minister daarvoor onder deze omstandigheden op goede gronden aanleiding gezien.
4.5
De gekozen maatregel acht het College niet onevenredig. De noodzaak van de maatregel volgt uit wat hierboven is overwogen over de storing en het gevolg daarvan voor de kans om subsidie te verkrijgen. Een verlenging van de termijn waarbinnen aanvragen zouden worden betrokken bij de loting, was daarvoor een geschikt middel. De gekozen maatregel is naar het oordeel van het College ook niet onevenwichtig. Het College heeft daarbij in aanmerking genomen dat de minister op grond van de hem op 1 september 2023 ter beschikking staande kennis en informatie met spoed moest beslissen over een passende (nood-)maatregel. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat een alternatieve manier van openstelling van de aanvraag op 1 september 2023, bijvoorbeeld per e-mail of via andere middelen, vanwege diverse praktische bezwaren geen geschikt alternatief was. De minister heeft de termijn verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag (maandag), en niet met een kortere termijn, om zo ook geïnteresseerden die gebruik maakten van een intermediair de gelegenheid te geven alsnog een aanvraag in te dienen.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgrond niet slaagt.
5.1
Wat betreft de gestelde schending van de hoorplicht in bezwaar, stelt het College voorop dat [naam 1] en de maatschap (ook) in bezwaar naar voren hebben gebracht dat de procedure ten onrechte niet in overeenstemming met de daarvoor geldende regels is verlopen. Naar het oordeel van het College kan niet worden gezegd dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond over de conclusie dat dit bezwaar ongegrond was. Evenmin mocht de minister er vanuit gaan dat het horen niet van belang was voor het vaststellen van feiten en omstandigheden die op de beslissing van invloed konden zijn. Het bezwaar was dan ook niet kennelijk ongegrond, wat betekent dat [naam 1] en de maatschap ten onrechte niet zijn gehoord in bezwaar. Dat is een schending van de hoorplicht van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.2
Het College ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. In dat artikel staat dat een besluit, ook als sprake is van een gebrek, in stand kan worden gelaten als aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld. Daarvan is in dit geval sprake omdat aannemelijk is dat als dit gebrek zich niet had voorgedaan, een besluit met een gelijke uitkomst zou zijn genomen. Het College betrekt daarbij dat [naam 1] en de maatschap de gelegenheid hebben gehad, en ook van die gelegenheid gebruik hebben gemaakt, om hun standpunten in beroep zowel schriftelijk als mondeling op de zitting naar voren te brengen.
Slotsom
6 Dit betekent dat de beroepen ongegrond zijn.
7.1
Vanwege de onder 5.1 genoemde schending van de hoorplicht, ziet het College aanleiding om te bepalen dat de minister het door [naam 1] betaalde griffierecht van
€ 187,- aan hem moet vergoeden.
7.2
Vanwege de onder 5.1 genoemde schending van de hoorplicht, ziet het College aanleiding om te bepalen dat de minister het door de maatschap betaalde griffierecht van
€ 371,- aan haar moet vergoeden.
8 Het College veroordeelt de minister in de door [naam 1] en de maatschap gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.814,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting; waarde per punt € 907,- en wegingsfactor 1). Het College gaat daarbij uit van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht met wegingsfactor 1.

Beslissing

Het College
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan [naam 1] te vergoeden (zaak 24/133);
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 371,- aan de maatschap te vergoeden (zaak 24/134);
  • veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. P. Glazener, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.
w.g. D. Brugman w.g. C.S. de Waal

Bijlage

Kaderwet EZK- en LNV-subsidies
Artikel 3
1. Onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader worden bepaald alsmede andere criteria voor die verstrekking worden vastgesteld.
[…]
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond en de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij Onze Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.
[…]
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 27
1. Indien bij ministeriële regeling wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, komt de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking.
2 Indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt met betrekking tot de verdeling de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als dag van binnenkomst.
3 Indien Onze Minister op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt hij de volgorde van die aanvragen vast door middel van loting.
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 2.22.3.1 (subsidieaanvraag)
De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een landbouwonderneming, een loonwerkbedrijf of een deelnemer in een samenwerkingsverband investeringen geïntegreerde gewasbescherming voor de aanschaf van maximaal twee nieuwe bedrijfsmiddelen, als bedoeld in bijlage 2.22, die bijdragen aan de doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030.
Artikel 2.22.3.4 (Verdeling subsidieplafond)
De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.