ECLI:NL:CBB:2025:378
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen invordering van verbeurde dwangsom in het kader van de Wet personenvervoer 2000
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep van [naam 1] tegen een invorderingsbesluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Het invorderingsbesluit, genomen op 20 september 2022, betrof een verbeurde dwangsom van € 10.000,- die was opgelegd aan [naam 1] wegens het aanbieden van taxivervoer zonder de vereiste vergunning. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van [naam 1] tegen dit besluit ongegrond in een besluit van 5 juli 2023. Tijdens de zitting op 4 juni 2025 heeft [naam 1] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij de verbeurde dwangsom niet volledig kon betalen door financiële problemen, waaronder beslaglegging op zijn uitkering. Hij verzocht om matiging van het invorderingsbedrag vanwege bijzondere omstandigheden.
Het College heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een matiging van het invorderingsbedrag rechtvaardigen. Het College benadrukte dat [naam 1] de capaciteit heeft om de dwangsom te betalen, ook al is dit via beslaglegging op zijn uitkering. Het College wees erop dat [naam 1] door het aanvragen van huur- en zorgtoeslag zijn financiële situatie zou kunnen verbeteren. De staatssecretaris had bovendien de mogelijkheid geboden om een betalingsregeling te treffen, wat [naam 1] niet had gedaan. Het beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.