In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2025, betreft het een geschil over de afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van de regeling Geïntegreerde gewasbescherming. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had op 8 november 2023 de aanvraag afgewezen, en het bezwaar hiertegen werd op 2 april 2024 als kennelijk ongegrond verklaard. De aanvrager, aangeduid als [naam 2], stelde dat de loting voor de subsidieaanvragen niet in overeenstemming was met de geldende regels, omdat er op de eerste dag van de aanvraagperiode een technische storing was opgetreden. Hierdoor konden niet alle geïnteresseerden tijdig een aanvraag indienen. De minister besloot om alle aanvragen tot en met 4 september 2023 mee te nemen in de loting om gelijke kansen te waarborgen. Het College oordeelde dat de minister de aanvragers had moeten horen, omdat er geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. Desondanks werd het beroep ongegrond verklaard, maar de minister werd wel verplicht om het griffierecht van € 371,- te vergoeden en de proceskosten van € 1.814,- te betalen aan de aanvrager. Het College concludeerde dat de minister op goede gronden had gehandeld, maar dat de hoorplicht was geschonden.