“[…] Bevindingen:
Op 7 april 2022, omstreeks 10:20 uur was ik, rapporteur, te samen met collega Districtinspecteur […] ter plaatse bij het woonadres […]. Ter plaatse heb ik, samen met collega […], een onderzoek ingesteld naar de aanwezige dieren, kennende: […], cavia’s en kanaries.
[…]
We volgden betrokkene naar buiten waar betrokkene de cavia’s en kanaries hobbymatig huisvest.
[…]
Ik zag dat er voldoende brok aanwezig was. Ik zag dat de waterflessen vies waren aan de binnenkant, deze waren groen aangeslagen. Dit is een overtreding van Artikel 1.7, sub f van het Besluit houders van dieren. De cavia’s hebben geen toegang tot water van een passende/schone kwaliteit. Ik vroeg betrokkene wat hij de cavia’s voerde. Ik hoorde de betrokkene zeggen dat hij de cavia’s brok en wortelen geeft. Ik vroeg de betrokkene of hij de cavia’s hooi geeft. Ik hoorde de betrokkene zeggen dat hij geen hooi aan de cavia’s geeft. Dit is een overtreding van Artikel 1.7, sub e van het Besluit houders van dieren. Er is geen zorggedragen voor dat de cavia’s een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer toegediend kregen op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier. Ambtshalve is mij bekend dat cavia’s moeten onbeperkt hooi kunnen eten voor een gezonde vertering en voor de aanmaak van vitamine C.
[…]
Ik zag dat de kanaries in verschillende kooien aan de muur worden gehouden. Ik zag dat er geen schoon drinkwater aanwezig was, het water wat aanwezig was, was vermengd met vogelontlasting, niet hygiënisch en niet van passende kwaliteit. Dit is een overtreding van Artikel 1.7, sub f van het Besluit houders van dieren. Ik zag dat er geen schoon en/of afdoende voer aanwezig was, het voer wat er lag was vermengd met ontlasting, niet hygiënisch, niet van passende kwaliteit en niet gezond. Dit is een overtreding van Artikel 1.7, sub e van het Besluit houders van dieren. […].”