ECLI:NL:CBB:2025:389

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
25/228
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een tuchtrechtelijke uitspraak in de accountantstucht

In deze zaak heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 24 december 2024, waarbij zijn hoger beroep tegen de uitspraak van de accountantskamer van 27 januari 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De accountantskamer had eerder de klacht van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) tegen verzoeker gegrond verklaard en hem de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in de registers opgelegd, met een termijn van twee jaar voor herinschrijving. Verzoeker stelde dat hij de uitspraak van de accountantskamer niet had ontvangen door gebrekkige postbezorging en dat hij pas later via internet op de hoogte was geraakt van de uitspraak.

Het College overweegt dat de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) geen mogelijkheid biedt voor herroeping of herziening van een uitspraak van het College op een hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer. Het College heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe omstandigheden heeft aangevoerd die tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid. De uitspraak van 24 december 2024 blijft dus in stand, omdat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij de uitspraak van de accountantskamer niet heeft ontvangen. Het College wijst het verzoek om herziening af, omdat de eerdere uitspraak onherroepelijk is geworden en verzoeker niet in zijn verzoek is geslaagd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het College op 22 juli 2025, waarbij de rechters H.S.J. Albers, S.C. Stuldreher en P. Glazener aanwezig waren, met mr. D.L. van Hal-Vermeer als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/228

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 juli 2025 op het verzoek van:

[naam 1] , te [plaats] , (verzoeker)

om herziening van de uitspraak van het College van 24 december 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:934).

Procesverloop

Met de uitspraak van 27 januari 2023 (ECLI:NL:TACAKN:2023:5) heeft de accountantskamer de klacht van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) tegen verzoeker gegrond verklaard en aan hem de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in de registers opgelegd. Daarbij is de termijn waarbinnen verzoeker niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven, bepaald op twee jaren.
Met de uitspraak van 24 december 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:934) heeft het College het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de accountantskamer niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft het College verzocht de uitspraak van 24 december 2024 te herzien.
De zitting was op 5 juni 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen: verzoeker en namens de NBA mr. [naam 2] , bijgestaan door diens gemachtigden mr. K.A. Groenendijk en mr. [naam 3]

Beoordeling

1. Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van het College van 24 december 2024. In die uitspraak heeft het College overwogen, verkort weergegeven, dat het in de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen grond ziet voor het oordeel dat de termijnoverschrijding van het door verzoeker ingediende hogerberoepschrift verschoonbaar is. Het College heeft daarom het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de accountantskamer van 27 januari 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
2 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van het College van 24 december 2024 is genomen op onwettelijke gronden, want hij kon er niets aan doen dat hij na het verstrijken van de hogerberoepstermijn hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer. De postbezorging in Nederland is gebrekkig. Verzoeker heeft de uitspraak van de accountantskamer niet ontvangen. Pas nadat hij zelf op internet ging zoeken, kwam hij de uitspraak van de accountantskamer tegen.
3 Het College overweegt dat de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) niet voorziet in de mogelijkheid van herroeping of herziening van een uitspraak van het College op een hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer. Volgens de rechtspraak van het College (bijvoorbeeld de uitspraak van 30 mei 2023, ECLI:NL:CBB:2023:254) brengen de algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht mee dat in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak. Zoals het College in genoemde uitspraak van 30 mei 2023 onder 2.2 heeft overwogen, heeft het College voor de omvang en de gronden voor toepassing van dit bijzondere rechtsmiddel aansluiting gezocht bij de in artikel 52 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en artikel 23 van het Tuchtrechtbesluit BIG opgenomen regeling, die ook artikel 7.1 van het ambtelijk concept van de Kaderwet tuchtprocesrecht (2010) mede tot voorbeeld heeft gediend. Dit betekent dat slechts door degene over wie was geklaagd om herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak waarbij een maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wtra werd opgelegd. Ook volgt daaruit dat herziening van een onherroepelijke tuchtrechtelijke eindbeslissing waarbij een maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wtra werd opgelegd, mogelijk is wanneer naderhand omstandigheden zijn gebleken die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden.
4.1
Het voorgaande leidt ertoe dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek om herziening van de uitspraak van het College van 24 december 2024. De accountantskamer had namelijk in haar uitspraak van 27 januari 2023 aan verzoeker een maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e, van de Wtra, te weten doorhaling van de inschrijving van verzoeker als accountant in de registers. Dat is een tuchtrechtelijke eindbeslissing die onherroepelijk is geworden, omdat het College met zijn uitspraak van 24 december 2024 het hoger beroep van verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2
Het College heeft in zijn uitspraak van 24 december 2024 onder 1.7 vastgesteld dat zich in het dossier van de accountantskamer een uitdraai van een e-mailbericht van 27 januari 2023 bevindt, waarin is vermeld dat de uitspaak per Zivver om 11:08 per e-mail is gestuurd aan het betreffende e-mailadres van verzoeker. In deze e-mail is ook vermeld dat partijen een exemplaar van de uitspraak per post zullen ontvangen. Het College heeft verder vastgesteld dat zich in het dossier van de accountantskamer een Zivver-verzendbewijs bevindt waarin staat dat de op 27 januari 2023 verzonden e-mail is geopend door de gemachtigde van de NBA en nog niet door verzoeker.
Verder heeft het College in zijn uitspraak van 24 december 2024 onder 2.4 overwogen, verkort weergegeven, dat verzoeker op de zitting bij het College van 15 augustus 2024 heeft bevestigd dat het betreffende e-mailadres aan hem toebehoorde en dat hij dat e-mailadres actief gebruikte in de periode van belang. Het College heeft daarom geen aanleiding gezien voor twijfel aan de omstandigheid dat de accountantskamer de uitspraak per e-mail aan verzoeker heeft verzonden en dat de uitspraak ook door verzoeker is ontvangen.
4.3
Naar het oordeel van het College heeft verzoeker geen na de uitspraak van het College van 24 december 2024 gebleken omstandigheden aangevoerd die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij de uitspraak van de accountantskamer niet heeft ontvangen gewezen op de gebrekkige postbezorging in Nederland, en ter onderbouwing hiervan een nieuwsbericht van de Nationale ombudsman van 1 maart 2025 en een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 juli 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:4878) overgelegd. Dit betoog kan – wat daarvan verder ook zij – op zichzelf niet leiden tot toewijzing van het verzoek om herziening, omdat verzoeker er hiermee aan voorbij gaat dat de accountantskamer de uitspraak van 27 januari 2023 ook per e-mail aan hem heeft gestuurd. Wat betreft het oordeel van het College dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de omstandigheid dat de accountantskamer de uitspraak per e-mail aan verzoeker heeft verzonden en dat de uitspraak ook door verzoeker is ontvangen, heeft verzoeker geen enkele concrete omstandigheid aangevoerd en onderbouwd, die grond zou kunnen zijn voor herziening van de uitspraak van het College van 24 december 2024.
4.4
De conclusie is dat het verzoek om herziening wordt afgewezen.

Beslissing

Het College wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, mr. S.C. Stuldreher en mr. P. Glazener, in aanwezigheid van mr. D.L. van Hal-Vermeer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
w.g. H.S.J. Albers w.g. D.L. van Hal-Vermeer