ECLI:NL:CBB:2025:417

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
23/46, 23/1112, 23/1113 en 23/1114
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen van ondernemingen inzake subsidieaanvragen COVID-19

Op 18 juli 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 23/46, 23/1112, 23/1113 en 23/1114. De beroepen van de ondernemingen Pukkemuk B.V., Pukkemuk Personeel B.V., Pukkemuk Speeltoestellen B.V. en een andere onderneming zijn niet-ontvankelijk verklaard. De ondernemingen hadden aanvragen ingediend voor subsidies op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor verschillende kwartalen van 2020, 2021 en 2022. Het College ontving op 1 december 2022 een beroepschrift van de toenmalige gemachtigde van de ondernemingen, maar gedurende de procedure hebben de ondernemingen niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het College heeft herhaaldelijk om verduidelijking gevraagd over de besluiten waartegen de beroepen gericht zijn en om aanvulling van de gronden van de beroepen. Ondanks deze verzoeken en een regiezitting op 16 december 2024, hebben de ondernemingen geen duidelijkheid verschaft. Het College oordeelt dat de ondernemingen niet hebben voldaan aan de vereisten om hun beroepen ontvankelijk te laten verklaren. De ondernemingen hebben weliswaar een pro forma beroep gedaan, maar het College heeft vastgesteld dat zij niet in staat zijn geweest om de benodigde informatie te verstrekken.

De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de procesvereisten in bestuursrechtelijke procedures. Het College heeft de ondernemingen voldoende gelegenheid geboden om hun verzuim te herstellen, maar omdat zij hier niet op hebben gereageerd, zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, met B. van den Bergh als griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/46, 23/1112, 23/1113 en 23/1114

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans

Griffier: B. van den Bergh

Partijen

Pukkemuk B.V., te Dongen,

Pukkemuk Personeel B.V., te Dongen,
Pukkemuk Speeltoestellen B.V., te Dongen,
[naam 1], te Dongen,
gezamenlijk aangeduid als de ondernemingen, voor wie zijn verschenen
[naam 2] , [naam 3] en [naam 4]
en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door C. Zieleman

Beslissing

Het College verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De ondernemingen hebben aanvragen gedaan voor verlening en vaststelling van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor verschillende kwartalen van 2020, 2021 en 2022. Op 1 december 2022 ontving het College een beroepschrift van de toenmalige gemachtigde van de ondernemingen, [naam 5] , met de volgende tekst:
“Via deze weg maken wij proforma beroep tegen alle uitspraken van alle bovengenoemde B.V.’s daar er weldegelijk sprake is van een wezenlijke overmacht situatie. [naam 6] eigenaar en financieel manager is helaas getroffen door ALS. Ze kan op dit moment alleen nog maar communiceren via WhatsApp. Wij zullen dit nader motiveren.”
2 Op 9 januari 2023, 22 februari 2023 en 8 mei 2023 heeft het College de ondernemingen gevraagd om een omschrijving te geven van de besluiten waartegen de beroepen gericht zijn, en om de gronden van de beroepen aan te vullen. Op 24 maart 2023 en 8 juni 2023 ontving het College twee aanvullende stukken van de voormalig gemachtigde van de onderneming, waarin hij (opnieuw) aankondigde de overmachtsituatie nader te motiveren. Bij het stuk van 8 juni 2023 zaten drie primaire besluiten (waar geen rechtstreeks beroep tegen open staat).
3 Op 9 oktober 2024 ontving het College bericht van [naam 5] dat hij de ondernemingen niet langer vertegenwoordigde. Ook daarna heeft het College, ondanks herhaalde schriftelijke en telefonische verzoeken, en een behandeling op een regiezitting van 16 december 2024, geen duidelijkheid verkregen over de besluiten waartegen de beroepen zijn gericht, en de gronden van die beroepen.
4 Het College oordeelt dat de ondernemingen niet hebben voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb, kan het beroep in dat geval niet-ontvankelijk worden verklaard mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen. Het College heeft de ondernemingen ruimschoots de gelegenheid geboden om aan te duiden op welke besluiten de beroepen betrekking hebben en om de gronden van de beroepen aan te vullen. Omdat de ondernemingen daaraan geen gehoor hebben gegeven, verklaart het College de beroepen niet-ontvankelijk.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. B. van den Bergh