ECLI:NL:CBB:2025:464

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
24/104
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond tegen niet-tijdig bezwaar inzake subsidie COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan op het verzet van [naam] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 28 januari 2025. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Economische Zaken, waarin het bezwaar tegen de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding. De onderneming was niet verschenen tijdens de zitting, maar had wel een gemachtigde, mr. R.R.J.W. Delsing, aangesteld. De minister was vertegenwoordigd door mr. P. van Veen.

In het verzet voerde de onderneming aan dat zij haar administratie volledig had uitbesteed en niet op de hoogte was van de termijn voor het indienen van bezwaar. Na kennisname van het vaststellingsbesluit had zij binnen enkele dagen een bezwaarschrift ingediend. De onderneming stelde dat de coronacrisis haar in een financieel moeilijke positie had gebracht, waardoor zij afhankelijk was van subsidieregelingen zoals de TVL. Deze omstandigheden zouden de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.

Het College oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn aan de onderneming zelf was toe te rekenen. Het handelen of nalaten van de ingeschakelde dienstverlener valt in beginsel onder het risico van de onderneming. Ook in het verzet zijn er geen bijzondere omstandigheden aangetoond die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Daarom verklaarde het College het verzet ongegrond en bleef de eerdere uitspraak van 28 januari 2025 in stand, waarmee de procedure is geëindigd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/104
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 op het verzet van

[naam] B.V., te [woonplaats] (onderneming)

(gemachtigde: mr. R.R.J.W. Delsing)
De onderneming is niet verschenen.
Voor de minister van Economische Zaken is aanwezig mr. P. van Veen.

Rechter: mr. M. Schoneveld

Griffier: J. Bustin

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. Het College heeft met de uitspraak van 28 januari 2025 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep van de onderneming tegen het besluit van de minister van 8 december 2023 ongegrond verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister het bezwaar tegen het besluit over de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2022 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
2 In verzet heeft de onderneming aangevoerd dat zij de administratie volledig had uitbesteed en niet wist dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest instellen. Toen zij bekend raakte met het vaststellingsbesluit, heeft zij binnen enkele dagen een bezwaarschrift ingediend. Verder heeft de onderneming aangevoerd dat de coronacrisis voor haar een financieel moeilijke periode was, waarin zij afhankelijk was van subsidieregelingen als de TVL voor haar voortbestaan. Deze omstandigheden maken de termijnoverschrijding verschoonbaar, aldus de onderneming.
3 Het College heeft in de uitspraak van 28 januari 2025, onder verwijzing naar de uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31) geoordeeld dat de overschrijding van de termijn aan de onderneming is toe te rekenen. Het handelen van de door de onderneming ingeschakelde dienstverlener of het nalaten daarvan, komt in beginsel voor rekening en risico van de onderneming. Ook in verzet is niet gebleken van bijzondere, specifiek de onderneming betreffende, omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
4 Het verzet slaagt daarom niet. De uitspraak van 28 januari 2025 blijft in stand. Dit betekent dat de procedure hiermee is geëindigd.
w.g. M. Schoneveld w.g. J. Bustin