ECLI:NL:CBB:2025:540

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
24/987
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vaststellingsbesluit TEK niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 september 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] V.O.F. en de minister van Economische Zaken, met zaaknummer 24/987. De zaak betreft een bezwaar tegen een vaststellingsbesluit van de minister, waarin het definitieve subsidiebedrag op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) is vastgesteld op € 125,83. De minister heeft bepaald dat er een terugbetaling van € 4.397,81 moet plaatsvinden van een eerder betaald voorschot. Het bezwaar van de onderneming is door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De onderneming heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 4 september 2025 heeft de onderneming aangevoerd dat zij eerder een bezwaarschrift had ingediend, maar dit kon niet worden onderbouwd. Het College heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift pas op 19 augustus 2024 is ontvangen, wat ruim na de termijn van zes weken was. De onderneming heeft ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd als reden voor de termijnoverschrijding, maar het College oordeelt dat deze omstandigheden niet zodanig ernstig waren dat ze de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.

Het College heeft geconcludeerd dat de termijnoverschrijding aan de onderneming kan worden toegerekend en dat het beroep ongegrond is. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 september 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen

[naam 1] V.O.F., te [woonplaats 1] (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigde: mr. Y. Groen)

Procesverloop

Met het besluit van 22 april 2024 (vaststellingsbesluit) heeft de minister het definitieve subsidiebedrag op grond van de Regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) vastgesteld op € 125,83. Van het al betaalde voorschot moet € 4.397,81 worden terugbetaald.
Met het besluit van 14 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 september 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen namens de onderneming [naam 2] en namens de minister zijn gemachtigde mr. Y. Groen.

Overwegingen

Beoordeling door het College
1. In deze zaak moet het College beoordelen of de minister het bezwaar tegen het vaststellingsbesluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2 De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:7 van de Awb zes weken. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. Het vaststellingsbesluit is genomen op 22 april 2024. De termijn van zes weken liep tot
3 juni 2024. Op 19 augustus 2024 heeft de minister het bezwaarschrift van de onderneming ontvangen. Het bezwaarschrift is daarmee ruim tweeënhalve maand na het verstrijken van de termijn ontvangen.
3 De onderneming voert in de eerste plaats aan dat zij al eerder een bezwaarschrift heeft ingediend. Op de zitting heeft de ondernemer toegelicht dat hij dit op 12 juni 2024 op de post heeft gedaan in aanwezigheid van zijn vrouw in [woonplaats 2] . De minister heeft verklaard dat er in de administratie, ook na hernieuwd onderzoek, geen eerder ontvangen bezwaarschrift dan dat van 19 augustus 2024 is geregistreerd. De ondernemer kan de verzending van het bezwaarschrift op 12 juni 2024 verder niet onderbouwen. Het College gaat er daarom bij de verdere beoordeling vanuit dat de onderneming het bezwaarschrift op
19 augustus 2024 heeft ingediend. Dat is ruim buiten de termijn. Als de ondernemer ook al op 12 juni 2024 een bezwaarschrift had ingediend, was dat overigens ook meer dan een week te laat gebeurd.
4.1
De onderneming voert verder aan dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is wegens persoonlijke omstandigheden. Op de zitting heeft de ondernemer nader toegelicht dat hij meerdere medische behandelingen heeft ondergaan in de periode van 2023 tot en met begin 2024 en dat de vader van de ondernemer in die periode is overleden.
4.2
Voor het kader voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Daarin staat, onder meer, dat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid rekening moet worden gehouden met persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de indiener zelf. De uitspraak noemt als voorbeeld psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van een naaste en daarmee gepaard gaande zorgtaken. Verder is in die uitspraak overwogen dat het bestaande wettelijk kader een minder strikte benadering maar zeer beperkt toelaat. Dit kan alleen maar als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3
In dit geval moet het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift naar het oordeel van het College aan de onderneming worden toegerekend. Het College ziet wel dat sprake was van vervelende medische en persoonlijke omstandigheden, maar naar zijn oordeel is niet gebleken dat die zodanig ernstig waren, dat de onderneming in periode van 22 april 2024 tot en met 3 juni 2024 niet in staat was een bezwaarschrift in te dienen. Omdat de onderneming dit pas zeer ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft gedaan, is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
5 Het College komt niet toe aan een beoordeling van de juistheid van het vaststellingsbesluit. Ten overvloede merkt het College daarover nog op dat op de zitting is besproken dat de minister de regels juist lijkt te hebben toegepast. Dat de onderneming veel geld moet terugbetalen lijkt vooral te komen omdat met de subsidie lang niet alle (extra) kosten worden vergoed, en omdat de energiekosten in 2023 lager uitvielen dan aanvankelijk werd verwacht.
6 Het beroep is ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van B. van den Bergh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
w.g. D. Brugman w.g. B. van den Bergh