1.5Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) en vijf andere instanties, waaronder PAN, hebben de Commissie verzocht om interne herziening van deze goedkeuring. De Commissie heeft dit verzoek afgewezen op 26 juni 2024. Tegen deze beslissing hebben PAN Europe en vijf anderen beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie (het Gerecht, zaak T-639/24, C/2025/741). Ter ondersteuning van het beroep voeren PAN Europe en de andere instanties zeven punten aan, te weten over:
de toxicologische beoordeling van de representatieve formulering MON 52276;
de beoordeling van de genotoxiciteit van glyfosaat;
de beoordeling van de kankerverwekkendheid van glyfosaat;
de beoordeling van de invloed van glyfosaat op het microbioom;
de beoordeling van de neurotoxiciteit en van de toxiciteit voor de voortplanting van glyfosaat;
de beoordeling van de invloed van glyfosaat op de biodiversiteit; en
het risicobeheer met betrekking tot het gebruik van glyfosaat.
Op het moment van deze uitspraak heeft het Gerecht nog niet beslist op het beroep.
2 Met besluiten van 23 december 2022 en 13 januari 2023 heeft het Ctgb de toelatingen van Viking, Roundup Star, Azural en Garwin gewijzigd. Deze wijzigingen hangen samen met de wijziging van de verlengde toelating van Roundup +, waarvan de verlengde toelatingen zijn afgeleid. Met afzonderlijke besluiten van 27 januari 2023 en van 23 oktober 2024 zijn de toelatingstermijnen van alle vijf de gewasbeschermingsmiddelen twee keer procedureel verlengd tot 1 januari 2028. Het College stelt vast dat het bij deze nadere besluiten gaat om besluiten als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het beroep tegen het bestreden besluit van rechtswege mede gericht is tegen deze besluiten.
3 Op grond van artikel 43, eerste lid, van de gewasbeschermingsverordening wordt de toelating van een gewasbeschermingsmiddel op aanvraag van de houder verlengd, op voorwaarde dat nog steeds aan de eisen van artikel 29 van deze verordening wordt voldaan.
In artikel 29, eerste lid, van de gewasbeschermingsverordening is onder andere bepaald dat
een gewasbeschermingsmiddel slechts wordt toegelaten als de werkzame stoffen die het
bevat, zijn goedgekeurd en als het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis voldoet aan de eisen van artikel 4, derde lid, van deze verordening.
In artikel 4, derde lid, van de gewasbeschermingsverordening is bepaald dat een gewasbeschermingsmiddel dat resulteert uit de toepassing volgens goede gewasbeschermingspraktijken en rekening houdend met realistische gebruiksomstandigheden, aan de volgende eisen voldoet:
a) het is voldoende doeltreffend;
b) het heeft geen onmiddellijk of uitgesteld schadelijk effect op de gezondheid van de mens, met inbegrip van kwetsbare groepen, of op die van dieren, rechtstreeks of via drinkwater (met inachtneming van stoffen die voortkomen uit waterbehandeling), levensmiddelen, diervoeder of lucht, noch gevolgen op de werkplek of andere indirecte effecten, rekening houdend met bekende cumulatieve en synergistische effecten waar er door de Autoriteit aanvaarde wetenschappelijke methoden om dergelijke effecten te evalueren beschikbaar zijn, noch op grondwater;
c) geen onaanvaardbare effecten hebben op planten of plantaardige producten;
d) het veroorzaakt geen onnodig lijden of pijn bij te bestrijden gewervelde dieren;
e) het heeft geen onaanvaardbare effecten op het milieu, met name rekening houdend met de volgende aspecten waar er door de Autoriteit aanvaarde wetenschappelijke methoden om dergelijke effecten te evalueren beschikbaar zijn:
i) het gedrag en de verspreiding ervan in het milieu, met name de verontreiniging van oppervlaktewateren, met inbegrip van estuariene en kustwateren, grondwater, lucht en bodem, rekening houdende met ver van de plaats van gebruik gelegen locaties na verplaatsing over grote afstand in het milieu;
ii) de gevolgen ervan voor niet-doelsoorten, ook voor het gedrag van deze soorten;
iii) de gevolgen ervan voor de biodiversiteit en het ecosysteem.
Het geschil en de beoordeling daarvan
Onvolledige motivering bestreden besluit