ECLI:NL:CBB:2025:558

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
23/1097
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard bezwaar inzake subsidie COVID-19

Op 21 augustus 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetzaak (zaaknummer 23/1097) waarbij de onderneming niet aanwezig was. De minister van Economische Zaken was vertegenwoordigd door mr. P. van Veen. Het College verklaarde het verzet ongegrond. De zaak betreft een eerder besluit van 14 januari 2025, waarin het beroep van de onderneming tegen een besluit van de minister van 16 maart 2023 ongegrond werd verklaard. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021, vanwege termijnoverschrijding.

In het verzet voerde de ondernemer aan dat de digitale post mogelijk in de spam-folder was beland, wat zou verklaren waarom hij niet tijdig bezwaar had gemaakt. Hij verwees naar de psychische druk en financiële problemen die hij ondervond door de coronamaatregelen. Het College oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn aan de onderneming was toe te rekenen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De ondernemer had tijdig in de digitale omgeving moeten kijken naar besluiten die voor hem klaarstonden. Ondanks de moeilijke omstandigheden waarin de ondernemer verkeerde, was het College van mening dat hij in staat had moeten zijn om tijdig bezwaar te maken. Het verzet werd daarom afgewezen en de eerdere uitspraak bleef in stand, waarmee de procedure eindigde.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1097
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 op het verzet van

[naam] , te [woonplaats] (onderneming)

De onderneming is niet verschenen.
Voor de minister van Economische Zaken is aanwezig mr. P. van Veen.

Rechter: mr. M. Schoneveld

Griffier: J. Bustin

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. Het College heeft met de uitspraak van 14 januari 2025 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep van de onderneming tegen het besluit van de minister van 16 maart 2023 ongegrond verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister het bezwaar tegen het besluit over de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
2 In verzet heeft de ondernemer (namens de onderneming) aangevoerd dat het kan zijn dat de digitale post in de spam-folder terecht is gekomen, hetgeen kan verklaren waarom deze zijn aandacht niet heeft getrokken. De ondernemer heeft toegelicht dat op hem een grote psychische druk rustte door alle gevolgen van de coronamaatregelen, waaronder grote financiële problemen. Ook speelden er (andere) problemen in de privésfeer. Hij geeft aan dat de belastingaangiftes steeds tijdig zijn aangegeven. Deze gegevens hadden door de minister automatisch opgevraagd kunnen worden. De menselijke maat zou in dit geval voorop moeten staan.
3 Het College heeft in de uitspraak van 14 januari 2025, onder verwijzing naar de uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31) geoordeeld dat de overschrijding van de termijn aan de onderneming is toe te rekenen. Ook in verzet is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Dat het notificatiebericht over het besluit van 6 augustus 2022 mogelijk in de spambox terecht is gekomen, zoals de onderneming stelt, doet daar niet aan af. Van de ondernemer mocht verwacht worden dat hij tijdig in de digitale omgeving kijkt of er besluiten voor hem klaarstaan. Het College begrijpt dat de ondernemer in een moeilijke periode verkeerde. Uit de geschetste omstandigheden volgt evenwel niet dat de ondernemer in deze periode in het geheel niet in staat was om de digitale omgeving te raadplegen en tijdig bezwaar te maken.
4 Het verzet slaagt daarom niet. De uitspraak van 14 januari 2025 blijft in stand. Dit betekent dat de procedure hiermee is geëindigd.
w.g. M. Schoneveld w.g. J. Bustin