ECLI:NL:CBB:2025:559

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
24/500 en 24/501
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring van bezwaar inzake subsidie COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan op het verzet van een ondernemer tegen een eerdere uitspraak van 4 februari 2025. In die uitspraak werd het beroep van de ondernemer tegen besluiten van de minister van Economische Zaken ongegrond verklaard, omdat de ondernemer te laat bezwaar had gemaakt tegen de besluiten over de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 en 2021. De ondernemer voerde in verzet aan dat de termijnoverschrijding te wijten was aan zijn voormalige boekhouder, die onbereikbaar was en niet meewerkte. De ondernemer had zelf niet geweten dat hij tijdig bezwaar moest maken en had uiteindelijk hulp gekregen van de organisatie Over Rood.

Het College oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn aan de ondernemer zelf was toe te rekenen. De minister had de ondernemer op de hoogte gesteld van de besluiten door middel van een notificatiebericht naar een aan de onderneming toebehorend e-mailadres. Het College concludeerde dat de ondernemer had moeten controleren of er besluiten voor hem klaarstonden in de digitale omgeving. Het handelen van de boekhouder viel onder het risico van de ondernemer. Er waren geen bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en bleef de eerdere uitspraak in stand, waarmee de procedure eindigde.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 24/500 en 24/501
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 op het verzet van

[naam 1] , te [woonplaats] (onderneming)

Voor de onderneming zijn aanwezig [naam 2] (de ondernemer) en [naam 3] . Voor de minister van Economische Zaken is aanwezig mr. P. van Veen.

Rechter: mr. M. Schoneveld

Griffier: J. Bustin

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. Het College heeft met de uitspraak van 4 februari 2025 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep van de ondernemer tegen de besluiten van de minister van 3 mei 2024 en 6 mei 2024 ongegrond verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister de bezwaren tegen de besluiten over de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 en 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
2 In verzet heeft de ondernemer aangevoerd dat de termijnoverschrijding te wijten is aan diens voormalige boekhouder. De ondernemer stelt zelf niet op de hoogte te zijn geweest dat hij (tijdig) bezwaar moest maken. Toen hij daar eenmaal achter was, was de boekhouder – die over alle vereiste documenten beschikte – onbereikbaar of wilde niet meewerken. Ook het indienen van de belastingaangiften ging daardoor niet goed. Hiervoor heeft hij uiteindelijk hulp gekregen van de organisatie Over Rood. Verder heeft de ondernemer toegelicht dat de coronacrisis voor hem een financieel moeilijke periode was, omdat hij door de coronamaatregelen geen werk meer had.
3 Het College heeft in de uitspraak van 4 februari 2025, onder verwijzing naar de uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31), geoordeeld dat de overschrijding van de termijn aan de onderneming is toe te rekenen. Toen de vaststellingsbesluiten op 7 juli 2022 en 2 december 2022 in de digitale omgeving werden geplaatst, heeft de minister een notificatiebericht verzonden naar een aan de onderneming toebehorend e-mailadres. Daarmee staat vast dat de onderneming op de hoogte kon zijn van het besluit. Van de ondernemer mocht worden verwacht dat hij tijdig in de digitale omgeving kijkt of er besluiten voor hem klaarstaan. Het handelen van de door de ondernemer ingeschakelde boekhouder komt in beginsel voor rekening en risico van de ondernemer. Er is ook in verzet niet gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden aan de zijde van de boekhouder of de ondernemer dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
4 Het verzet slaagt daarom niet. De uitspraak van 4 februari 2025 blijft in stand. Dit betekent dat de procedure hiermee is geëindigd.
w.g. M. Schoneveld w.g. J. Bustin