In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toegangsverplichtingen voor aanbieders van transitdiensten in de telecommunicatiemarkt. De zaak betreft een hoger beroep van [naam 1] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2023, waarin de rechtbank het besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om [naam 2] B.V. te verplichten om [naam 1] een redelijk aanbod voor directe IP-interconnectie te doen, had vernietigd. Het College oordeelt dat de rechtbank een onjuiste interpretatie heeft gegeven aan de relevante passages van het Marktanalysebesluit FTA-MTA-5 (MA5) en dat de toegangsverplichting ook geldt voor aanbieders van transitdiensten. Het College wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere beoordeling, omdat de rechtbank niet is toegekomen aan belangrijke inhoudelijke gronden. Het College concludeert dat [naam 1] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij schade heeft geleden door de afwezigheid van directe koppelingen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van partijen en de rol van de ACM in het handhaven van de toegangsverplichtingen.